Theme 4 Lesson 2

1 / 29
volgende
Slide 1: Video
English

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Have you sent a Valentine's day card this year?
A
No, I hate Valentine's day
B
Yes, but my name won't stand in it!
C
No, but I do hope to get one!
D
Of course, the whole school knows that I am in love!

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Anti-Valentine 
Grumpy cat ;-)

Slide 4 - Tekstslide

You can't stop the tears
... ... down.
A
from falling
B
to fall

Slide 5 - Quizvraag

Don't ever ... ... me.
A
start controlling
B
stop controlling
C
start to control
D
start and control

Slide 6 - Quizvraag

from the day that I met you I
... ... afraid.
A
stop feeling
B
stop and feel
C
start to feel
D
am never

Slide 7 - Quizvraag

... Probably coz my lies just
... ... deeper .
A
keep getting
B
want to go
C
start to get
D
started getting

Slide 8 - Quizvraag

I ... ... on my own.
A
will dance
B
keep dancing
C
like to dance
D
must dance

Slide 9 - Quizvraag

I am not that mad though, I just don't ... ... lied to
A
want to be
B
hate to be
C
like being
D
accept being

Slide 10 - Quizvraag

Look mami I got the X if you into ... ... I'm into ... ... , I ain't into ... ...

A
taking drugs
B
having sex
C
making love
D
classical music

Slide 11 - Quizvraag

And I keep ... ... how the boys want to eat it
But I'm tryin to tell that

A
on repeating
B
to repeat
C
just to repeat
D
just repeating

Slide 12 - Quizvraag

Which artist do you hear?
A
Sam Smith
B
Beyonce
C
Ed Sheeran
D
Kanye West

Slide 13 - Quizvraag

                                Back to work

Slide 14 - Tekstslide

What is the difference between who and which?

Slide 15 - Open vraag

Make an example with who and which

Slide 16 - Open vraag

When can you use "that"?

Slide 17 - Open vraag

In what case can you omit a pronoun?

Slide 18 - Open vraag

Relative clauses
In het Nederlands: betrekkelijke bijzinnen
Functie: geeft extra informatie

Defining relative clauses:  onmisbare informatie

Non-defining relative clauses:  onbelangrijke informatie

Beginnen vaak met een betrekkelijk voornaamwoord

Slide 19 - Tekstslide

Relative pronouns
Relative pronoun verwijst naar:
that
who
whose
which
where
persoon, dier, ding
persoon
bezit
dier, ding
plaats
Na een komma gebruik je nooit 'that'

Slide 20 - Tekstslide

Relative pronouns
Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord weglaten als:
  • het een 'defining relative clause' is
  • het gaat om who / which / that / where
  • er een voornaamwoord achter staat







The flowers which he gave me were beautiful.


Persoonlijk: ik, jij, hij, etc.
Bezittelijk: mijn, zijn, onze, etc.
Wederkerend: me, je, zich, etc.
The flowers he gave me were beautiful.

Slide 21 - Tekstslide

A relative clause is een bijzin

Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe

Slide 22 - Tekstslide


The thief who robbed an old lady was sent to jail.


Functie: Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.



Slide 23 - Tekstslide

How to use it??
  • who      - als je wilt verwijzen naar personen
  • which  - als je verwijst naar dieren en dingen
  • that      - als je verwijst naar personen, dieren, dingen
  • whose - als je verwijst naar bezit van personen


Als er een komma voor who / which staat, kun je het niet vervangen door that

Slide 24 - Tekstslide

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 25 - Quizvraag

welke 2 woorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 26 - Quizvraag

The boy ………... cat just died will stay at home today.
A
whom
B
which
C
whose
D
that

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer kun je een betrekkelijk voornaamwoord weglaten uit de zin?
A
Alleen bij zinnen waar het niet tussen komma's staat
B
Dit kan alleen bij who, which, that
C
Niet
D
Altijd

Slide 28 - Quizvraag

This is the woman .......
asked Tim for money yesterday.
A
who
B
which

Slide 29 - Quizvraag