In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Leerdoel 1
Hoe in Europa weer een landbouwstedelijke
samenleving ontstond.
Slide 1 - Tekstslide
Door uitbreiding van landbouwgrond en verbeterde technieken kwamen er grotere opbrengsten in de landbouw.
Wat de boeren niet zelf nodig hadden werd verkocht op de markt.
Steeds meer handelaren en ambachtslieden gingen bij deze markten wonen. Hierdoor groeiden vele marktplaatsen uit tot steden.
Slide 2 - Tekstslide
Het ontstaan en de groei van steden heet verstedelijking
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoel 2
Hoe de economie zich ontwikkelde.
Slide 4 - Tekstslide
Er kwam in de steden steeds meer aanbod (spullen die mensen willen verkopen) en vraag (wat mensen willen kopen).
Er werd daarbij weer geld gebruikt en banken werden daardoor steeds belangrijker. Daar konden handelaren geld op een rekening bewaren, of lenen tegen rente.
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoel 3
Hoe ambachtslieden en handelaren samenwerkten.
Slide 6 - Tekstslide
Gilde
Een vereniging van mensen met hetzelfde ambacht heet een gilde.
Elke ambacht had zijn eigen gilde
Slide 7 - Tekstslide
Gilde
Elke gilde bepaalden de prijzen en controlleerde de kwaliteit.
Een gilde zorgde goed voor zieke of bejaarde collega's.
Slide 8 - Tekstslide
Ongeveer 200 handelssteden in Noord-Europa werkten samen: de Hanze
Zij spraken af onderling geen tol te heffen en zo de internationale (buitenlandse) handel te vergroten.
Slide 9 - Tekstslide
Hoe heet een vereniging van mensen met hetzelfde beroep?
A
club
B
ambacht
C
gilde
D
raad
Slide 10 - Quizvraag
Wat was een gevolg van grotere oogsten in de landbouw?
A
Meer nieuwe landbouwgrond
B
Betere ploegen
C
Betere landbouw methodes
D
Meer handel
Slide 11 - Quizvraag
Wat was een oorzaak van grotere oogsten in de landbouw?
A
Meer handel
B
Meer landbouwgrond
C
Meer markten
D
Meer steden
Slide 12 - Quizvraag
Juist of onjuist? In de late middeleeuwen werd er voor het eerst gebruik gemaakt van een nieuwe soort ploeg
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Juist of onjuist? In de late middeleeuwen werden er steeds meer bomen geplant en moerassen aangelegd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Spullen die mensen of bedrijven verkopen= ........
Slide 15 - Open vraag
Het handelsverbond tussen 200 Europese steden: de .........
Slide 16 - Open vraag
Het ontstaan en de groei van steden: ...........
Slide 17 - Open vraag
Welk woord kan weg? Geldwisselaar – bank – ruilen – rente
Slide 18 - Open vraag
4.2
Zelfstandige burgers
Slide 19 - Tekstslide
Leerdoel 1
Hoe steden stadsrechten kregen.
Slide 20 - Tekstslide
Graaf Floris V werd door andere edelen in 1296 gevangen genomen en vermoord. Ze vonden hem te machtig worden.
Slide 21 - Tekstslide
Edelen gaven vele plaatsen stadsrechten.
Hierna mocht een stad zelf recht spreken, wetten maken, belasting heffen en een stadsmuur bouwen.
Beverwijk kreeg in 1298 stadsrechten.
Slide 22 - Tekstslide
Leerdoel 2
Hoe burgers hun stad bestuurden
Slide 23 - Tekstslide
Horige boeren konden in de stad vrijheid krijgen. Zij verhuisden dus vaak naar de stad.
Uiteindelijk kregen boeren ook meer vrijheid van hun heer. Horigheid verdween daardoor in de late middeleeuwen.
Slide 24 - Tekstslide
De burgers van een stad (altijd mannen) vormden samen de burgerij.
De macht in een stad lag in handen van rijke burgers.
Burgermeesters waren de hoogste bestuurders van een stad.
De schepen (rechter) mocht recht spreken.
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoel 3
Hoe steden zelfstandiger werden en lage edelen macht verloren
Slide 26 - Tekstslide
Hoge edelen kregen veel geld voor het geven van stadsrechten. Zij huurden met dat geld ambtenaren en soldaten in en hadden de lage edelen niet meer nodig.
De lage edelen verloren hierdoor veel invloed.
Uiteindelijk werden steden veel zelfstandiger ten opzichte van de edelen.
Slide 27 - Tekstslide
4.3
De machtige kerk
Slide 28 - Tekstslide
Leerdoel 1
Waardoor de kerk de macht had in de samenleving
Slide 29 - Tekstslide
De mensen in de middeleeuwen vonden het leven na de dood belangrijker dan het leven op aarde.
Om in de hemel te komen deden christenen aan liefdadigheid (hulp aan de armen) of gingen op bedevaart (reis om te bidden op een heilige plek).
De kerk speelde in dit alles een belangrijke rol en was daardoor heel machtig.
Slide 30 - Tekstslide
Leerdoel 2
Hoe christenen optraden tegen mensen die zich niet gedroegen zoals de kerk wilde.
Slide 31 - Tekstslide
Christenenmet afwijkende ideeën overhet geloof werden ketters genoemd. Ketters werden vaak op de brandstapel gegooid.
Ook mensen die werden verdacht van hekserij konden zo aan hun einde komen.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Vaak in de middeleeuwenwas veel antisemitisme (jodenhaat).
Na een grote pestepidemie kregen de joden de schuld en ontstondener veel pogroms (geweldadige uitbarstingen van jodenhaat).
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Leerdoel 3
Hoekruistochtenontstonden en welke gevolgen deze hadden.
Slide 36 - Tekstslide
In1095 riep de paus op christenen uit heel Europa om Jeruzalem te bevreidenvan moslims. Iedere deelnemer zou naar de hemel gaan.
Bij deze eerste kruistocht werd in 1099 Jeruzalem veroverd, maar in 1187 werd Jeruzalem weer door moslims ingenomen.
Er zouden meerdere kruistochten worden georganiseerd over een tijd van twee eeuwen.
Er was naast veel geweld ook toenemende handel tussen de Arabieren en de Europeanen.
Slide 37 - Tekstslide
4.4
De macht van vorsten
Slide 38 - Tekstslide
Leerdoel 1
Hoe (Engelse, Franse en Bourgondische) vorsten machtiger werden.
Slide 39 - Tekstslide
Koningen werden rijker en gingen daardoor ambtenaren en eigen soldaten inhuren.
Ze hadden de hulp van leenmannen (de adel) niet meer nodig bij het besturen van het land.
De koningen gingen nu hun hele koninkrijk besturen vanuit 1 plek. Dit noemen we centralisatie.
Deze centralisatie begon ook in de Nederlanden plaats te vinden (hierover in het volgende hfst meer)
Slide 40 - Tekstslide
Leerdoel 2
Hoe vorsten samenwerkten met de 3 standen
Slide 41 - Tekstslide
De 3e stand (burgers) wilden net als de 1e- (geestelijken) en 2e stand (adel) inspraak in het bestuur.
De vorsten gingen daarom vergaderingen met de 3 standen organiseren. Zo kreeg de 3e stand steeds meer invloed.
In Engeland heette zo'n vergadering het parlement en in de Nederlanden de Staten Generaal.