Oefenen voor SE Leesvaardigheid - h1 en h2

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

* Voorafgaand aan de les *
Deze LessonUp kun je helemaal zelfstandig maken - je hebt je boek ook nodig (Boek vergeten? Er staat een linkje in Teams bij Bestanden)
Eerst krijg je een korte herhaling van Leesvaardigheid.
Op donderdag 28 oktober heb je een SE over Lezen h1 en h2.
Met deze LessonUp oefen je voor het SE.
Mevrouw Nuis checkt de resultaten, maar ook DE TIJD die je hebt besteed aan het lezen van de theorie en het maken van de opdrachten.

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Het SE Leesvaardigheid gaat over de paragrafen
'Lezen' van hoofdstuk 1 en 2.
Het is belangrijk om de theorie goed door te nemen.
TIJDENS deze les checkt mevrouw Nuis
 jouw antwoorden jouw voortgang!
DE VOLLEDIGE LES MOET AF TIJDENS DIT UUR!
Pak je boek erbij

Slide 3 - Tekstslide

In deze LessonUp maak je eerst herhalingsopdrachten,
daarna maak je een opdracht uit je boek

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat in een tekst belangrijk is noem je
A
de kernzin
B
de hoofdgedachte
C
de hoofdzaak
D
de kernwoorden

Slide 6 - Quizvraag

Het belangrijkste van de tekst, samengevat in één zin is
A
de kernzin
B
de hoofdgedachte
C
de hoofdzaak
D
de kernwoorden

Slide 7 - Quizvraag

           Verbanden & signaalwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Tegenstelling
?
niet klein MAAR groot

Slide 9 - Tekstslide

Opsomming

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld - toelichting
?
Ik heb verschillende soorten schoenen, zoals...

Slide 11 - Tekstslide

Waarom gebruikt een schrijver signaalwoorden in een tekst?
A
Om een tekst aantrekkelijker te maken
B
Om je een tekst beter te laten begrijpen
C
Om belangrijke signalen af te geven, zodat je beter oplet
D
Om de volgorde van de tekst te kunnen zien

Slide 12 - Quizvraag

Welke drie signaalwoorden horen bij een voorbeeld?
A
maar, zoals, verder
B
bovendien, toch, denk aan
C
onder andere, zoals, neem nou
D
hoewel, echter, tevens

Slide 13 - Quizvraag

Welk verband hoort bij 'onder andere'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld/toelichting
D
oorzaak - gevolg

Slide 14 - Quizvraag

Welk verband hoort bij 'ten slotte'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld/toelichting

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

In zin twee van de tekst op de vorige slide staat een signaalwoord.

1. Welk signaalwoord is dat?
2. Welk verband hoort erbij?
A
1. daar 2. voorbeeld
B
1. maar 2. voorbeeld
C
1. daar 2. tegenstelling
D
1. maar 2. tegenstelling

Slide 17 - Quizvraag


Welk signaalwaard in dit stukje tekst geeft een voorbeeld/toelichting?
A
voor
B
dus
C
voordat
D
zo

Slide 18 - Quizvraag

'De grap...t/m...stevig gepeperd
(r. 5 t/m 8).

In deze zin staat een
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 19 - Quizvraag

tegenover
daarentegen
daarnaast
neem nou
denk aan
toch
tevens
Sleep de kaartjes op de juiste plek
opsomming
opsomming
opsomming
voorbeeld
voorbeeld
voorbeeld
tegenstelling
tegenstelling
tegenstelling

Slide 20 - Sleepvraag

In de zomer had ik een leuk bijbaantje, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
1. Wat is het signaalwoord?
2. Welk verband geeft het signaalwoord?

Slide 21 - Open vraag

Voor mijn verjaardag kreeg ik een horloge, daarnaast kreeg ik een shirt . Tevens kreeg ik een bioscoopbon.
1. Welke TWEE signaalwoorden staan hierboven?
2. Welk verband geven de signaalwoorden?

Slide 22 - Open vraag

Tijdsvolgorde

Slide 23 - Tekstslide

Oorzaak <-> gevolg

Slide 24 - Tekstslide

Voorwaarde

Slide 25 - Tekstslide

Je mag mijn fiets lenen, als je hem straks wel weer terugbrengt.
In deze zin staat het volgende verband
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak - gevolg
D
voorwaarde

Slide 26 - Quizvraag

In de vakantie ben ik veel aangekomen, waardoor ik niet meer zo gemakkelijk kan bewegen.

In deze zin staat het volgende verband:
A
opsomming
B
voorbeeld
C
oorzaak gevolg
D
voorwaarde

Slide 27 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven allemaal een chronologisch verband aan?
A
eerst, doordat, tenzij
B
vervolgens, sinds, inmiddels
C
daardoor, indien, tijdens
D
zodat, dadelijk, als

Slide 28 - Quizvraag

Instructie bij de volgende opdrachten
1. Neem bladzijde 50/51 uit je boek voor je.
2. Lees tekst 4 'Een dure en zinloze rariteit' oriënterend.
3. Beantwoord de vragen in de LessonUp.
4. Mevrouw Nuis houdt je score bij.
5. Op basis van je score krijg je in de komende lessen 
     herhalings- of verdiepingsstof bij Leesvaardigheid

Slide 29 - Tekstslide


Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 30 - Open vraag


Lees de eerste en de laatste alinea. 
Wat denk je dat de schrijver bij zijn lezers wil bereiken?
Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open vraag

Lees de eerste en de laatste alinea. Wat denk je dat het doel van de schrijver is?
A
informeren
B
overhalen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 32 - Quizvraag


Noteer wat volgens jou de hoofdgedachte van de tekst is. 

Slide 33 - Open vraag

Hoe wordt het onderwerp van deze tekst ingeleid?
A
Door een deskundige voor te stellen EN Door een opmerkelijke uitspraak te doen
B
Door een deskundige voor te stellen EN Door een voorbeeld te geven van het onderwerp van de tekst.
C
Door een opmerkelijke uitspraak te doen EN Door een voorbeeld te geven van het onderwerp van de tekst.
D
Door een voorbeeld te geven van het onderwerp van de tekst EN Door een voor de tekst belangrijke vraag te stellen

Slide 34 - Quizvraag


Wat is voor de schrijver de aanleiding geweest om de tekst te schrijven?

Slide 35 - Open vraag

andere mogelijkheden
opbrengsten
dezelfde, gelijke
zonder enthousiasme
tegenwerken
zonder twijfel
proef
Maak de balans op
identieke (r.1)
weeg af (al. 1)
eenduidig (al.2)
gedemotiveerd (al.2)
pilot (al. 5)
afhouden van (al. 8)
baten (al.8)
alternatieven (al.8)

Slide 36 - Sleepvraag

Voor welk leespubliek is de tekst geschreven?
A
alle lezers van de krant
B
mensen die in het onderwijs werken en onderwijsbeleid maken.
C
mensen die ooit zijn blijven zitten
D
ouders met leerlingen die misschien blijven zitten.

Slide 37 - Quizvraag

Welk kopje past het best bij de inhoud van alinea 2?
A
Conclusie onderzoek
B
Extra kennis opdoen
C
Zittenblijven gunstig
D
Zittenblijven mislukking

Slide 38 - Quizvraag


In alinea 3 noemt de schrijver argumenten die docenten vaak gebruiken om leerlingen te laten zitten. 
Noteer de DRIE argumenten die in alinea 3 worden genoemd.

Slide 39 - Open vraag


Welk NIEUW argument TEGEN zittenblijven gebruikt de schrijver in alinea 4?

Slide 40 - Open vraag

Wat is het voornaamste doel van de schrijver met alinea 5 en 6?
De schrijver wil
A
een aanpak voorstellen
B
een conclusie trekken
C
een misverstand wegnemen
D
een samenvatting geven

Slide 41 - Quizvraag

Eem schrijver kan in een tekst gebruikmaken van feiten, zijn eigen mening of de mening van anderen. Waarvan maakt de schrijver gebruik in deze tekst?
A
feiten en zijn eigen mening
B
feiten en de mening van anderen
C
de mening van anderen en zijn eigen mening
D
feiten, zijn eigen mening en de mening van anderen

Slide 42 - Quizvraag

Hoe sluit de schrijver de tekst af?

A
Hij geeft adviezen
B
Hij geeft een waarschuwing
C
Hij stelt een nieuw element aan de orde
D
Hij zet een vergissing recht

Slide 43 - Quizvraag


Citeer uit de slotalinea een zin die de hoofdgedachte van de tekst is.

Slide 44 - Open vraag

Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met deze tekst.
Hij wil de lezers

A
ervan overtuigen dat een jaar overdoen leerlingen niets oplevert.
B
ervan overtuigen dat er onderzoek moet komen naar de effectiviteit van het zittenblijven.
C
informeren over het feit dat zittenblijven niet veel effect heeft.
D
informeren over het onderwerp zittenblijven.

Slide 45 - Quizvraag

Op de volgende slides beantwoord je de 'exit-vragen' voor deze les.
Daarna ben je klaar!

Slide 46 - Tekstslide

Ik herken de signaalwoorden en ik weet welk verband erbij hoort
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Verbanden en signaalwoorden, dat snap ik ...
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Ik moet nog oefenen met 'Teksten en vragen' om goed voorbereid te zijn op het SE.
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Poll

Ik wil nog graag een tekst met vragen samen met mevrouw Nuis bespreken, zodat ik weer beter weet wat ik moet doen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Over welk(e) onderwerp(en) behorend bij 'Lezen H1 en H2' zou je nog graag uitleg willen hebben, voorafgaand aan het SE?

Slide 51 - Open vraag

Einde van de les
Dit is het einde van de les.
Is er nog tijd over? 
Je kunt bezig gaan met een ander vak.
Heb je nog vragen?
Stuur een berichtje via Teams naar mevrouw Nuis.

Slide 52 - Tekstslide