Retaillandschap 7.1

Retaillandschap
Week 7
Les 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Commercieel beleidMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Retaillandschap
Week 7
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Week 1: Introductie week
Week 2: Retaillandschap
Week 3: Duurzame Retail & functies in de Retail
Week 4: Retailmarketing
Week 5: Retailmarketing & consumentenbehoefte
Week 6: Reclame en social media
Week 7: Retailmix
Week 8: Retailmix & lokale Retail omgeving
--herfstvakantie--
Week 9: Uitloop
Week 10: Kennistoets

Slide 2 - Tekstslide

Nut van deze les
Aan het einde van de les..

.. weet jij wat de retailmix is.
.. leer je wat de 6 p's zijn.

Opdrachten voor: challenge 13

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een doelgroep en waarom is het goed om te weten wat je doelgroep is?

Slide 4 - Open vraag

Doelgroep (klanten)
Als retailspecialist wil je zoveel en zo goed mogelijk verkopen. Je moet daarvoor weten wat voor soort mensen je klanten zijn (doelgroep).

Als je weet wie je doelgroep is, kun je op zoek gaan naar hun consumentenbehoefte, zodat je je klanten zo goed mogelijk kunt bedienen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is USP?

Slide 6 - Open vraag

USP
Veel retailers denken na over wat hun producten nou zo bijzonder maakt. De USP's van een product zijn erg belangrijk. 

The Unique Selling Points
zijn kenmerken waardoor een product zich onderscheidt van andere producten of merken.

Slide 7 - Tekstslide

Retailmix
Een retailer wil zoveel mogelijk klanten in de winkel krijgen, zodat hij zoveel mogelijk verkoopt. 

De retailmix is een plan waarin de retailer beschrijft hoe hij zoveel mogelijk klanten in de winkel krijgt. 

Dit plan heet ook wel de marketingmix

Slide 8 - Tekstslide

De retailmix
Een winkel moet zorgen voor een goede (verkoop)plaats, een goed product, een goede prijs en een mooie presentatie.

En er moet natuurlijk promotie (reclame) worden gemaakt. 
Daarnaast heb je personeel nodig. 

De mix van keuzes die je op deze punten maakt wordt ook wel de retailmix genoemd.

Slide 9 - Tekstslide

De 6P's van de retailmix
Alle onderdelen van de retailmix beginnen met een P, daarom worden ze ook wel de 6 P's genoemd.

Plaats
Producten
Prijs
Presentatie
Promotie
Personeel

Slide 10 - Tekstslide

Les      ->
dinsdag 



                                                                                                                   <- Les                                                                                                                           vrijdag

Slide 11 - Tekstslide

Relatie tussen de zes P's en de doelgroep
De zes P's moeten in balans zijn en goed afgestemd zijn op de doelgroep.

De doelgroep moet het product goed kunnen bereiken (P van plaats).
De doelgroep moet behoefte hebben aan het product (P van product).
Promotieacties moeten passen bij de doelgroep (P van promotie)

Welke missen we dan nog?

Slide 12 - Tekstslide

Welke is het minst flexibel van de 6 p's?
(product en prijs zijn weggelaten)
A
Plaats
B
Promotie
C
Personeel
D
Presentatie

Slide 13 - Quizvraag

1. Plaats
Plaats is het minst flexibele marketinginstrument. Als een retail eenmaal een plek heeft gekozen, kan hij niet zo snel wisselen. 

Je moet alvorens dus goed nadenken waar je je gaat vestigen. 

Slide 14 - Tekstslide

Noem minimaal 2 dingen die volgens jou belangrijk zijn bij het kiezen van een vestigingsplaats.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Omgeving
Een winkel moet in de juiste omgeving staan. De omgeving moet passen bij de winkel en klant (doelgroep)

Omgevingen kunnen zijn:
-> buurtwinkelcentrum
-> wijkwinkelcentrum
-> Stadswinkelcentrum
-> Winkelgebied buiten de stad
-> Webwinkel

Slide 17 - Tekstslide

Verzorgingsgebied
Het verzorgingsgebied is de omgeving waar de klanten vandaan komen.

Er is een onderscheid tussen het primaire en secundaire verzorgingsgebied:
 
In het primaire verzorgingsgebied woont 80% van de klant.
In het secundaire verzorgingsgebied ligt verder weg van de winkel, maar het zorgt toch voor 20% van de omzet.

Slide 18 - Tekstslide

Aanwezigheid doelgroep
Een winkel met shopping goods is het belangrijk dat het in de buurt is bij de doelgroep, omdat klanten niet bereid zijn om ver voor dit soort winkels te reizen. 

Producten met specialty goods hebben een groter verzorgingsgebied.

Slide 19 - Tekstslide

Locatie concurrenten
Als er concurrenten in de buurt zitten, kan de consument vergelijkend gaan winkelen
Dit is zowel een voordeel als een nadeel. 


Opdracht:
Bedenk zowel een voordeel als een nadeel.

Slide 20 - Tekstslide

Bereikbaarheid
Bij bereikbaarheid gaat het erom hoe de winkel bereikbaar is voor de klant: per auto, fiets of openbaar vervoer. 

Daarnaast moet de winkel ook goed bereikbaar zijn voor leveringen: laden en lossen.

Slide 21 - Tekstslide

Functie van de lokatie
- boodschappen doen: winkelcentra even tussendoor (runshopping)

- vergelijkend winkelen: winkels vergelijken, woon-boulevard

- shoppen: stadscentra, funshopping

Slide 22 - Tekstslide

Les      ->
dinsdag 



                                                                                                                   <- Les                                                                                                                           vrijdag

Slide 23 - Tekstslide

2. Product
Met het product wordt alles bedoeld wat op de markt kan worden aangeboden. De retailer besluit welke producten (artikelen) hij wil verkopen. 

Rekening houdend met de doelgroep die hij wil bereiken, neemt hij beslissingen over het assortiment, de merken en de verpakkingen. 

Slide 24 - Tekstslide

Assortiment


Een assortiment is een verzameling van producten of diensten die een bedrijf aanbiedt. Bij de keuze voor een assortiment maak je de keuze wat er in het kern- en randassortiment zit en hoe breed of diep het assortiment is.


Slide 25 - Tekstslide

Kern- en randassortiment
Kernassortiment bestaan uit producten die de klant in de winkel verwacht. Zoals schoenen in een schoenwinkel.
Randassortiment bestaat uit producten die de klant niet vanzelfsprekend in de winkel verwacht, maar wel zorgt voor bijverkoop.

Slide 26 - Tekstslide

Assortimentsbreedte en assortimentsdiepte

Assortimentsbreedte betekent het aantal verschillende productgroepen in het assortiment. 
Assortimentsdiepte betekent het aantal varianten binnen dezelfde productgroep. 

Slide 27 - Tekstslide

Heeft een speciaalzaak een smal/breed en diep/ondiep assortiment?
A
Breed en ondiep
B
Breed en diep
C
Smal en diep
D
Smal en ondiep

Slide 28 - Quizvraag

Heeft een warenhuis een
smal/breed en diep/ondiep assortiment?
A
Breed en ondiep
B
Breed en diep
C
Smal en diep
D
Smal en ondiep

Slide 29 - Quizvraag

3. Prijs



Voor elk artikel dat een winkel wordt verkocht, is de prijs vastgesteld. 
Deze prijs kan de retailer makkelijk veranderen. De prijs is daarom het meest flexibele marketingsinstrument.

Slide 30 - Tekstslide

Concurrentie en prijs
Winkels concurreren onderling met de prijs van hun artikelen.
Klanten zijn namelijk erg prijsbewust en geïnteresseerd in een goede prijs-kwaliteitsverhouding.

Als je de prijs omhoog gooit, maak je meer winst per product, maar verkoop je vaak minder producten als de concurrent. 
Als je de prijs omlaag gooit, maak je minder winst per product, maar verkoop je vaak meer producten als de concurrent. 

Slide 31 - Tekstslide

Pricing
Alle prijsaanduidingen in een winkel noem je pricing. Pricing is een belangrijk retailinstrument, omdat:

1. Informatie over de prijs de koop bevordert.
2. Klanten snel en gemakkelijk willen winkelen en ze door pricing snel informatie hebben.
3. Het vermelden van de prijs wettelijk verplicht is.

Slide 32 - Tekstslide

Prijsbepaling

Slide 33 - Tekstslide

Alles besproken?
Aan het einde van de les..

.. weet jij wat de retailmix is.
.. leer je wat de 6 p's zijn.

Opdrachten voor: challenge 13

Slide 34 - Tekstslide

Einde les.
Bedankt en tot de volgende keer!

Slide 35 - Tekstslide