Paragraaf 5.1 t/m 5.3

• Bedrijfsadministratie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Administratie

Hoofdstuk 5

Paragraaf 5.1 t/m 5.3

Aan het einde van de les:

1. Weet je hoe de omzet in een bedrijf berekend kan worden;
2. Weet je hoe btw berekend moet worden.

Lesplanning:

• Introductie van hoofdstuk 5 (20 minuten) 
• Uitleg paragraaf 5.2 en 5.3 (25 minuten) 
• Pauze (alleen bij goede inzet) (5 minuten)
• Aan de slag! (maken opdracht 5.01 t/m 5.12 (25 minuten)
  
• Check-out en huiswerk (5 minuten)

Lesplanning:

• Check-In (10 minuten) ✅
• Introductie van hoofdstuk 5 (20 minuten) 
• Uitleg paragraaf 5.2 en 5.3 (25 minuten) 
• Pauze (alleen bij goede inzet) (5 minuten)
• Aan de slag! (maken opdracht 5.01 t/m 5.12 (25 minuten)
  
• Check-out en huiswerk (5 minuten)

Waaraan denk jij bij
prijsberekeningen?

Leerlingen vullen zelf in waar zij aan denken bij het begrip: prijsberekeningen. Na 5 minuten check de leraar wat de leerlingen over het centraal onderwerp weten. Hieruit volgt een onderwijsleergesprek. 

In dit hoofdstuk leer je:

1. Hoe je de bruto en netto verkoopprijs berekent;
2. Hoe je de brutowinstopslag berekent;
3. Hoe je de brutowinstmarge berekent;
4. Hoe je een kortingspercentage berekent;
5. Hoe je de btw berekent.

Bruto en netto verkoopprijs

De verkoopprijs met btw is de consumentenprijs

Bruto is met btw 

Netto is zonder btw

Netto verkoopprijs	100 euro
btw		21%
Bruto verkoopprijs	121 euro

Je koopt een blikje cola in de winkel.

1. Deze koop je tegen de bruto verkoopprijs
2. Deze koop je tegen de netto verkoopprijs

Deze koop je tegen de bruto verkooprijs. Dit is namelijk de consumentenprijs.

Hoeveel procent btw betaal ik over dat blikje cola?

1. 21%
2. 9%
3. 6%

Het betreft hier een product uit de eerste levensbehoefte met een btw-tarief van 9% sinds 1 januari 2019.

Brutowinstopslag

Een winstopslag heeft een onderneming nodig om winst te maken.

Een voorbeeld:

Inkoopprijs	340 euro	100%
Brutowinstopslag	68 euro	20%
Verkoopprijs	408 euro	120%

Een handelaar koopt een tafeltje in voor 798 euro en verkoopt dit door voor 960 euro. Hoeveel bedraagt zijn winstmarge (in percentage)?

1. 25 procent
2. 20 procent
3. 125 procent
4. 75 procent

Uitwerking:

100 x 960 / 798 = 125

Dit betekent een winstmarge van 25%

Klassenvraag:

In tweetallen:

• Wie van jullie heeft iets gekocht op black Friday?
• Waarom kocht je dit juist op black Friday OF waarom denk je dat mensen spullen kopen op black Friday?
• Waarom is Black Friday een goede dag voor winkeliers?

Onderwijsleergesprek:

Deze vraag sluit aan bij de actualiteit (black-Friday). Ik vraag de leerlingen wie iets gekocht heeft op deze dag en waarom hij/zij dit juist op deze dag heeft gekocht. Hiermee wil ik het onderwerp: kortingen inleiden.

Kortingspercentages

Korting: het bedrag dat je niet hoeft te betalen

Verschillende soorten korting:

1 + 1 gratis

2e voor de halve prijs

50% korting

Weet jij er nog een?

Jan koopt op Black Friday een Apple Smartwatch die normaal 349 euro kost. Hij betaalt nu 241 euro. Hoeveel procent korting ontving hij?

1. 70% (afgerond)
2. 68,77%
3. 31,23%
4. 61,22%

Uitwerking

100 x 241 / 349 = 68,768

korting: 31,23%

Lesplanning:

• Check-In (10 minuten) ✅
• Introductie van hoofdstuk 5 (20 minuten) ✅
• Uitleg paragraaf 5.2 en 5.3 (25 minuten) 
• Pauze (alleen bij goede inzet) (5 minuten)
• Aan de slag! (maken opdracht 5.01 t/m 5.12 (25 minuten)
  
• Check-out en huiswerk (5 minuten)

Omschrijf wat
omzet is

Met deze vraag laat ik de leerlingen eerst nadenken over wat het begrip omzet bertekent. 

Omzet

Omzet: het aantal verkochte producten (afzet) x de verkoopprijs

Omzet	P x Q
P	Prijs
Q	Hoeveelheid

De leerlingen uitleggen hoe je de omzet kan berekenen met de formule PXQ

Vraag 5.01: je verkoopt per dag 100 schroeven voor 0,25 per stuk.
Wat is de afzet (Q)?

1. 100
2. 25
3. 125
4. 75

Q = 100

btw (belasting toegevoegde waarde)

btw = het bedrag op een product dat wordt afgedragen aan de belastingdienst

btw-tarieven

Hoog tarief	21%	meeste goederen
Verlaagd tarief	9%	voedingsmiddelen, water, geneesmiddelen en boeken
nultarief	0%	onderwijs en producten met accijns zoals tabak.

Je koopt een boek met een netto verkoopprijs van 31,50. Hoeveel bedraagt de bruto verkooprijs?

1. 31,50 euro
2. 38,12 euro
3. 30,12 euro
4. 34,34 euro

Uitwerking:

eerst uitzoeken welk belastingtarief gehanteerd wordt.

boeken = verlaagd tarief (9%)

31,50 x 1,09 = 

Lesplanning:

• Check-In (10 minuten) ✅
• Introductie van hoofdstuk 5 (20 minuten) ✅
• Uitleg paragraaf 5.2 en 5.3 (25 minuten) ✅
• Pauze (alleen bij goede inzet) (5 minuten)
• Aan de slag! (maken opdracht 5.01 t/m 5.12 (25 minuten)
  
• Check-out en huiswerk (5 minuten)

Lesplanning:

• Check-In (10 minuten) ✅
• Introductie van hoofdstuk 5 (20 minuten) ✅
• Uitleg paragraaf 5.2 en 5.3 (25 minuten) ✅
• Pauze (alleen bij goede inzet) (5 minuten) ✅
• Aan de slag! (maken opdracht 5.01 t/m 5.12 (25 minuten)
  
• Check-out en huiswerk (5 minuten)

Aan de slag!

Maken opdracht 5.01 t/m 5.12

Lesplanning:

• Check-In (10 minuten) ✅
• Introductie van hoofdstuk 5 (20 minuten) ✅
• Uitleg paragraaf 5.2 en 5.3 (25 minuten) ✅
• Pauze (alleen bij goede inzet) (5 minuten) ✅
• Aan de slag! (maken opdracht 5.01 t/m 5.12 (25 minuten) ✅
  
• Check-out en huiswerk (5 minuten)

Check-out

Wat hebben we geleerd vandaag?

De leerlingen de ruimte bieden om te vertellen wat zij geleerd hebben in deze les.

Dit heb je ook geleerd:

1. Je weet wat er aan de orde komt in hoofdstuk 5;
2. Je weet hoe de omzet in een bedrijf berekend kan worden;
3. Je weet hoe btw berekend moet worden.

Huiswerk

Voor volgende week

Afmaken t/m opdracht 5.12