4V week 19 les 1 ordre des mots

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Grammaire: 
- L'ordre des mots
- Faire une phrase interrogative
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Grammaire: 
- L'ordre des mots
- Faire une phrase interrogative

Slide 1 - Tekstslide

Maintenant la grammaire:
L'ordre des mots
Qu'est-ce que vous savez encore? 

Slide 2 - Tekstslide

In het Frans is de woordvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.
A
vrai
B
faux

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Heureusement elle veut demain courir les magasins avec moi.
A
heureusement
B
demain
C
courir
D
avec moi

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de woordvolgorde bij een vraag met vraagwoord zonder inversie?

Slide 5 - Open vraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Il n'a pas fait bien ses devoirs

A
n'
B
pas
C
fait
D
bien

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Tu me veux donner ce livre la semaine prochaine?
A
me
B
donner
C
ce livre
D
la semaine prochaine

Slide 7 - Quizvraag

De Franse woordvolgorde gaat zo:
A
1. onderwerp 2. hulpwerkwoord 3.de rest
B
1. onderwerp 2. voltooid deelwoord 3. de rest
C
1. onderwerp 2. ALLE werkwoorden 3. de rest
D
1. de rest 2. onderwerp 3. ALLE werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Dus: Wat is de standaard woordvolgorde in het Frans?
A
0nderwerp+ bepaling van tijd/plaats+ gezegde+ lijdend /meewerkend voorwerp
B
Bepaling van tijd/plaats + onderwerp+ gezegde + lijdend/meewerkend voorwerp
C
Bepaling van tijd/plaats+ onderwerp+ lijdend/ meewerkend voorwerp+ gezegde
D
Onderwerp+ gezegde+ lijdend/meewerkend voorwerp+ bepaling van tijd/plaats

Slide 13 - Quizvraag

Maintenant la grammaire:
Les phrases interrogatives

Slide 14 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met de
vraagzin in het Frans?

Slide 15 - Woordweb

Zinnen vragend maken
In het Nederlands hebben we twee soorten vraagzinnen:
  • Vraagzinnen zonder vraagwoord
        Heb jij een hond ?
  • Vraagzinnen mét vraagwoord                                                                  Waarom heb jij een hond ?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

quand
comment
combien
Pourquoi
Qui
Que
waar
wanneer
hoe
hoeveel
Waarom
Wie
Wat

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Slide 21 - Open vraag


Hoe is het gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll