COM 4 Sociaal netwerk 1 wetten basis

COM 4 Sociaal netwerk 1 wetten basis
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ComMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

COM 4 Sociaal netwerk 1 wetten basis

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een sociaal netwerk?
A
Verzameling mensen met hun onderlinge relaties
B
De personen die je mee uit vraagt
C
Personen die klusjes voor je doen
D
Een sociaal netwerk zijn de mensen met wie je samen werkt

Slide 2 - Quizvraag

Voorbeeld van een Sociaal Netwerk is NIET:
A
Familie
B
Vrienden
C
Buurvrouw
D
Minister President

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van positieve invloed van een sociaal netwerk op het gedrag van mensen ?
A
Tegengaan van stress
B
Betekenis ervaren in je leven
C
Sociale druk om je leefgewoontes aan te passen
D
Geluksgevoel

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is een sociaal netwerk o.a. belangrijk als je zorg nodig hebt?
A
Dan heb je een snelle verbinding
B
Dan kun je op Instagram als je thuis zit en niks te doen hebt
C
Dan kan familie ook helpen met de zorg
D
Een sociaal netwerk is niet belangrijk

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om een sociaal netwerk te hebben?
A
Om te vereenzamen
B
Voor financiële ondersteuning
C
Om deel te blijven nemen aan de samenleving
D
Om emotioneel ondersteund te worden

Slide 6 - Quizvraag

Om een sociaal netwerk in kaart te kunnen brengen gebruik je een:
A
Kwaliteitscriteria
B
socialisatie
C
ecogram
D
microgram

Slide 7 - Quizvraag

Wetten

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt er in de Zvw geregeld?
A
Inhoud basisverzekering
B
Langdurige zorg
C
Waar verzekeraars zorg mogen inkopen

Slide 9 - Quizvraag

wat is het ZVW?
A
Zorgverzekeringswet
B
Wet langdurige zorg
C
Wet maatschappelijke ondersteuning

Slide 10 - Quizvraag

Wie voert de Zvw uit?
A
Zorgverzekeraars
B
Zorgverleners
C
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
D
Verzekerden

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent WMO?
A
Wet met ondersteuning
B
Wet mantelzorg ondersteuning
C
Wet maatschappelijke ondersteuning
D
Wet medemens ondersteuning

Slide 12 - Quizvraag

Voor wie is de WMO?
A
iedereen
B
iedereen die moeite heeft om zelfstandig te wonen
C
mensen met een verstandelijke beperking
D
ouderen

Slide 13 - Quizvraag

Voor de aanvraag van de WMO ga je naar:
A
Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ)
B
De gemeente
C
Huisarts

Slide 14 - Quizvraag

Dit valt niet onder de WMO:
A
huishoudelijk hulp
B
dagbesteding
C
woningaanpassingen
D
gespecialiseerde verzorging

Slide 15 - Quizvraag

WLZ is de afkorting voor:
A
wet lastige zorgvragers
B
welke langdurige zorg
C
wet langdurige zorg
D
wet langzame zorg

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het doel van de Wlz?
A
Recht op zorg aan mensen die blijvend zijn aangewezen op 24 uur per dag zorg
B
Zorg waar nodig is, en ook de cliënt een dag alleen kunnen laten.

Slide 17 - Quizvraag


Wat regelt de WLZ?

A
Zware, intensieve zorg indicatie voor een langere termijn
B
Ondersteuning voor ziekte en beperking voor mensen die thuis wonen
C
Regelt de wetten en plichten voor zorg op een lange termijn

Slide 18 - Quizvraag

Wat verplicht de wet WLZ zorginstellingen?
A
Een zorgplan bijhouden
B
Financiële kosten bijhouden
C
Valpreventie voor ouderen met een delier
D
Bijhouden van de meest voorkomende infecties

Slide 19 - Quizvraag

Wat houdt de jeugdwet in?
A
wetten waar de jeugd zich aan moeten houden
B
hulp bij het oplossen opgroei-/opvoedproblemen

Slide 20 - Quizvraag

Welke leeftijd valt onder jeugdwet?
A
Vanaf 16 jaar
B
Tot 20 jaar
C
Vanaf 12 jaar
D
Tot 18 jaar

Slide 21 - Quizvraag

Wat valt onder de jeugdwet?
A
Schuldhulpverlening
B
OV chipkaart aanvragen
C
Jeugd reclassering

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer valt een 16-jarige niet onder de jeugdwet?
A
Bij ondersteuning bij opvoeden
B
Bij psychische problemen
C
Bij opname in een zorgorganisatie
D
Bij begeleiding bij een lichte verstandelijke beperking

Slide 23 - Quizvraag

Hoe wordt de jeugdwet geregeld?
A
Via de overheid
B
Via de gemeente
C
Via een zorginstantie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quizvraag