10/10, OEFENTOETS spelling

Nederlands
oefentoets:

Werkwoordspelling, meervoud, samenstellingen, hoofdletters
M3

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
oefentoets:

Werkwoordspelling, meervoud, samenstellingen, hoofdletters
M3

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
1. Je kunt de leestekens op de juiste manier gebruiken;

2. Je kunt afkortingen goed spellen en gebruiken;

3. Je kunt bepalen of woorden los of aan elkaar geschreven moeten worden;

4. Je kunt werkwoorden op de juiste manier spellen.

Slide 2 - Tekstslide

1. Wat (vinden, tt) je van mijn nieuwe schoenen?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 3 - Quizvraag

2. Als ik de takken (vasthouden, tt), dan kan jij ze bij elkaar binden.
A
vasthoudt
B
vasthoud

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

3. De (ontslaan) medewerker zoekt nu een nieuwe baan.

Slide 5 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

4. De rechtbank besloot beide verdachten tegelijk te (berechten)

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

5. De burgers van het (beschieten) dorp vluchtten de bergen in.

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

6. Gisteren (luiden) de voorspelling nog regen en storm, maar nu schijnt de zon.

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

7. Thea en Bas waren zo laat vertrokken, zodat ze (vrezen) te laat te komen.

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

8. De fotograaf (vergroten) vorige week de foto.

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

9. Hoewel we de tekst goed geleerd hadden, (vergissen) we ons vaak.

Slide 11 - Open vraag

pv tt - pv vt - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

10. Ik antwoord graag op al jouw vragen. 'Antwoord' is?

Slide 12 - Open vraag

pv tt - pv vt - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

11. Het vliegtuig is op tijd geland. 'Geland' is?

Slide 13 - Open vraag

pv tt - pv vt - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

12.. De politie verbrandde de gevonden drugs. 'Verbrandde' is?

Slide 14 - Open vraag

pv tt - pv vt - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

13. De boer oogst het graan in augustus. 'Oogst' is?

Slide 15 - Open vraag

pv tt - pv vt - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

14. De verklede meisjes zagen eruit als clowns. 'Verklede' is?

Slide 16 - Open vraag

pv tt - pv vt - voltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

15. Ruim nu onmiddellijk je kamer op! 'Ruim' is?

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

16. de (verven) deur

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

17. de (bespreken) toets

Slide 19 - Open vraag

pv tt of voltooid deelwoord?

18. De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbetert.
verbetert is?

A
pv tt
B
voltooid deelwoord

Slide 20 - Quizvraag

pv tt of voltooid deelwoord?

19. Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
'Verdiend' is?
A
pv tt
B
voltooid deelwoord

Slide 21 - Quizvraag

pv tt of voltooid deelwoord?

20. Wie weet wat er vanavond gebeurd is?
'gebeurd' is?
A
pv tt
B
voltooid deelwoord

Slide 22 - Quizvraag

21. Meervoud van panda
A
pandaas
B
pandas
C
panda's
D
pandaa's

Slide 23 - Quizvraag

22. Meervoud van kolonie
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 24 - Quizvraag

23. Meervoud van bureau
A
bureau's
B
bureaus

Slide 25 - Quizvraag

24. Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën

Slide 26 - Quizvraag

25. Meervoud van SLIMMERIK
A
slimmerikken
B
slimeriken
C
slimerikken
D
slimmeriken

Slide 27 - Quizvraag

26. Meervoud van karnemelk
A
geen meervoud
B
karnemelken

Slide 28 - Quizvraag

27. berk + hout

Slide 29 - Open vraag

28. miljoen + nota

Slide 30 - Open vraag

29. tarwe + meel

Slide 31 - Open vraag

30. zon + bank

Slide 32 - Open vraag

31. beer + goed

Slide 33 - Open vraag

32. groente + taart

Slide 34 - Open vraag

33. stoel + dans

Slide 35 - Open vraag

34. spil + been

Slide 36 - Open vraag

35. Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
de efteling
B
de Efteling

Slide 37 - Quizvraag

36. Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Noordelijk
B
noordelijk

Slide 38 - Quizvraag

37. Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Moederdag
B
moederdag

Slide 39 - Quizvraag

38. Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
A
Zondag
B
zondag

Slide 40 - Quizvraag

39. Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 41 - Quizvraag

40. Met of zonder hoofdletter?
A
BTW
B
btw

Slide 42 - Quizvraag

41. Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 43 - Quizvraag

leerdoelen
1. Je kunt de leestekens op de juiste manier gebruiken;

2. Je kunt afkortingen goed spellen en gebruiken;

3. Je kunt bepalen of woorden los of aan elkaar geschreven moeten worden;

4. Je kunt werkwoorden op de juiste manier spellen.

Slide 44 - Tekstslide

planning week 42

maandag 14 okt:

dinsdag 15 okt:

donderdag 17 okt:
doen in les:

VT1 spelling

leesvaardigheid: mening en argument

leesvaardigheid: tekstdoelen en publiek

Slide 45 - Tekstslide