Adverb & Adjectives & Present perfect

• Engels
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

Welcome back

-Wanneer de docent of een klasgenoot aan het woord is ben ik stil.

-Ik heb respect voor mijn docent en klasgenoten.

-Ik heb mijn spullen in orde (boek, schrift & pen)

Today

*Lesson goal: I can use the present perfect and the past simple correctly and know the difference between the two.

*What do you know already? (5 min)

*Check your homework (10 min)

* Worksheet (Together, 15 min)

*Listening comprehensive 

*Evaluation

PAST SIMPLE & PRESENT PERFECT 

Wanneer gebruik je de Past Simple?

Bij activiteiten/gebeurtenissen in het verleden

die afgelopen zijn.

Vaak staat er bij wanneer iets gebeurde.

I broke my leg in 2014

I met my boyfriend last summer

Past simple

Vorm:

Regelmatige ww: + ed

Onregelmatige ww: 2e rijtje

To see - saw - seen

Wanneer gebruik je de Present Perfect?

1. bij gebeurtenissen in het verleden die nu nog bezig zijn

2. bij ervaringen tot nu toe 

3. je merkt nu resultaat van acties in het verleden

1. I can't run, I have broken my leg. (been nog steeds gebroken)

2. I have known him for 5 days. (je kent hem nog steeds)

3. I have been to London six times. (ervaring)

Present Perfect

Vorm:

to have (has of have) + VD

VD regelmatige ww: + ed

VD onregelmatige ww: 3e rijtje

(To write - wrote - written)

signaalwoorden : past simple

- yesterday

- in ....(jaartal)

the other day/ week

earlier

on...(dag) (bijv on Monday)

ago ( bijv. three weeks ago)

last  (week) (year)

signaalwoorden: present perfect

- for 

- yet

- never 

-ever 

-just

- already 

- since 

- so 

- still

- now 

Welcome back

-Wanneer de docent of een klasgenoot aan het woord is ben ik stil.

-Ik heb respect voor mijn docent en klasgenoten.

-Ik heb mijn spullen in orde (boek, schrift & pen)

adverbs & adjectives

een bijvoeglijk naamwoord/Adverb

Zegt iets over een 

zelfstandig naamwoord

• mens
• dier
• plant
• ding

VB

• de spannende film
• de mooie actrice
• het nieuwe theater

een bijwoord/Adjective

zegt iets over een 

werkwoord

dus hoe je iets doet

VB

• de actrice speelt goed
• het meisje zingt mooi
• de stuntman springt hoog