2A 2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht

Schrijf in je schrift:
1. Welke voedingsmiddelen jij vandaag gegeten hebt.

2. Weet je ook welke voedingsstoffen daarin zitten? Noteer dat dan ook. 

  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek, schrift + pen
  6. Maak de startopdracht alleen en in stilte. 

timer
6:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Start thema voeding en vertering
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 1 --> Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voeding en vertering
2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
2.2 Het verteringsstelsel
2.3 De organen voor vertering
2.4 Gezonde voeding
2.5 Voedselbederf
2.6 Voeding/vertering bij zoogdieren
2.7 Nadenken over eten
2.8 Productinformatie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 2.1
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt essentiele en niet essentiele voedingsstoffen onderscheiden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsstof & voedingsmiddel
Voedingsmiddel: alles wat je eet en drinkt.
Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen.

Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsstoffen
Energierijke stoffen (brandstoffen):
Vetten en koolhydraten 
(suikers, zetmeel). Eiwitten kan je ook verbranden.
Bouwstoffen:
vooral water, mineralen, eiwitten
Beschermende stoffen:
vitaminen en mineralen
Als je teveel koolhydraten en vetten eet --> opgeslagen als reservestof

Slide 8 - Tekstslide

Beschermende stoffen helpen ziekten te voorkomen
Koolhydraten
Voorbeelden:
  • Glucose 
  • Zetmeel
  • Glycogeen
 Vooral brandstof.

Teveel koolhydraten?
 --> dan opgeslagen als reservestof. Kan ook  gebruikt worden als bouwstof.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbranding van glucose:


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke orgaanstelsels spelen een rol bij verbranding?
wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

ademhalingsstelsel: inademen

ademhalingsstelsel: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel

uitscheidingsstelsel

bloedvatenstelsel

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Teveel glucose in het bloed
Start

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te weinig glucose in het bloed
Start

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insuline
  • Teveel glucose in je bloed        --> insuline wordt gemaakt door de alvleesklier


  • Glucose-gehalte gaat omlaag.
  • Glucose wordt in de vorm van glycogeen opgeslagen in de lever en spieren. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Glucagon
  • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt het hormoon glucagon door de alvleesklier afgegeven --> zorgt ervoor dat glycogeen uit de lever en de spieren wordt omgezet in glucose --> de hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed wordt hoger.
          

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Glucosegehalte stijgt:
- Veel glucose in je bloed na een maaltijd
- Alvleesklier produceert insuline
- Insuline zorgt voor de opslag van glucose: glucose wordt omgezet in glycogeen
- Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spieren
- Glucosegehalte in het bloed daalt.




Glucose gehalte daalt:
- Weinig glucose in het bloed
- Alvleesklier maakt het hormoon glucagon aan
- Glucagon zet glycogeen weer om in glucose
- De glucose wordt afgegeven aan het bloed
- Glucosegehalte in het bloed stijgt


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten
Nodig voor bijvoorbeeld:
  • Vorming cytoplasma
  • Opbouw spieren

Teveel eiwitten?
 --> dan brandstof 
of opgeslagen als reservestof.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vetten

 Vooral brandstof.

Teveel vetten?
 --> dan opgeslagen als reservestof. Kan ook gebruikt worden als bouwstof

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vetten
  • Verzadigde vetten - dierlijke vetten (Vlees, eieren, melkproducten)

  • Onverzadigd - plantaardige vetten (noten, zaden)

Verzadigd = Verkeerd
Onverzadigd = O
Leveren energie en vit. A, D, E

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water
  • Water is een belangrijkste bouwstof voor het lichaam
  • Lichaam volwassenen bestaat voor ongeveer 60% uit water.
  • Nodig voor vervoer van stoffen
  • Veel water in bloed en cytoplasma  

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitaminen en mineralen (zouten)
Voorbeeld van mineralen:
calcium (kalk), fluoride, ijzer, natrium, kalium, 
magnesium
Voorbeeld van vitaminen:
A, B, C, E, K en D 
Bouwstoffen en beschermende stoffen.
Van te weinig of juist teveel vitaminen binnenkrijgen kan je ziek worden.
Vitamine A --> voor opbouw van je huid en om goed te kunnen zien
Vitamine D --> voor het vastleggen van kalk in je botten. Wordt aangemaakt in je huid o.i.v. (onder invloed van) zonlicht.
Kalk is een bouwstof --> bouw botten
Minaralen zijn ook beschermende stoffen om je gezond te houden. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsvezels



  • Geen voedingsstof 
  • Stimuleert de darmen
  • Voorkomt obstipatie (verstopping)
  • Zit in de celwand van planten,                                         dus in plantaardige voedingsmiddelen
  • Zorgen voor een verzadigd gevoel
  • Voedingsvezels worden zelf niet verteerd

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsvezels (= geen voedingsstof!)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(niet) Essentiële voedingsstoffen
Essentiële voedingsstoffen: 
Voedingsstoffen die het lichaam niet zelf kan maken. Bijvoorbeeld:
  • Vitamine C
  • Bepaalde bouwstenen van eiwitten --> aminozuren
  • Sommige bouwstenen van vetten --> bepaalde onverzadigde vetten zoals linolzuur 
Niet essentiële voedingsstoffen: 
Voedingsstoffen die het lichaam zelf kan maken. Bijvoorbeeld: 
  • Bepaalde aminozuren en de meeste vetten.  

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Lezen 2.1

Maken opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 9 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 2.1
  • Je kunt de functies en kenmerken van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt essentiële en niet essentiële voedingsstoffen onderscheiden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de voedingsmiddelen bij de juiste voedingsstoffen.
Brandstoffen
koolhydraten en vetten
Bouwstoffen
eiwitten en water
Beschermstoffen
vitaminen en mineralen

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de tabel over twee voedingsstoffen in door aan te geven wat voor soorten voedingsstoffen ze zijn
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Reserve
stof
Beschermende stof
Koolhydraten
Mineralen
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies