EC2_belastingen

EC2_Belasting
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

EC2_Belasting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je weet wat belasting is.
Je weet wat de belangrijkste belastingen zijn die overheid ontvangt. 

Slide 2 - Tekstslide

Waarom heeft de overheid geld nodig

Slide 3 - Open vraag

Iedereen betaalt belasting
  • Belasting is geld dat je aan de overheid betaalt
  • Je hebt 2 soorten belasting
  • Indirecte belasting
  • Directe belasting
  • Wanneer de overheid eist dat je belasting betaalt, noemen we dat belasting heffen. 

Slide 4 - Tekstslide

Directe belasting
  • Geld dat je overmaakt aan de belastingdienst.
  • Dit zijn alle belastingen die je gelijk betaalt aan de overheid.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van directe belastingen
  • Inkomstenbelasting:
  • Dit is belasting die je betaalt over je loon.
  • Hoe meer loon je verdient hoe meer belasting je betaalt
  • Winstbelasting:
  • Dit is belasting die je betaalt over winst dat je maakt als je een bedrijf hebt
  • Schenkbelasting:
  • Dit is belasting die je betaalt als je meer dan  €3.244,00 van iemand krijgt.

Slide 6 - Tekstslide

Indirecte belasting
  • Belasting die niet aan de overheid betaalt, maar aan een winkel. 
  • De winkel geeft daarna de ontvangen belasting aan de overheid. 
  • Voorbeelden van indirecte belasting:
  • BTW
  • Accijns

Slide 7 - Tekstslide

BTW
  • Belasting dat je over alle producten die je koopt betaalt.
  • Als je iets koopt gaat niet al het geld wat je voor het product betaalt naar de winkel. 
  • Een bepaald percentage van het bedrag wat je betaalt is belasting en gaat naar de overheid. 
  • Als je bijvoorbeeld sokken koopt van €2,42 gaat 2 euro naar de winkel en €0,42 naar de overheid.
  • Als de overheid geen btw hief over het product had je maar €2,00 euro betaalt. BTW staat voor belasting toegevoegde waarde

Slide 8 - Tekstslide

Het hoge en lage btw-tarief
  • Over alle dingen waar je niet zonder kunt leven betaal je minder btw, dan over dingen waar je wel zonder kunt leven.
  • Daarom betaal je over al het eten, water & medicijnen 9% btw. Dit is het lage btw-tarief
  • Of alle andere spullen die je koopt betaal je 21% btw. Dit is het hoge btw-tarief
  • Als je dus een auto van  €12.100,00 koopt gaat  €2.100,00 naar de overheid. De overige  €10.000 is van de autodealer .

Slide 9 - Tekstslide

Accijns
  • Op sommige producten wordt er naast btw ook nog accijns boven op het product gerekend.
  • Sommige producten die tekoop zijn, wil de overheid eigenlijk niet hebben, dat je die koopt.
  • Zij maken deze producten daarom duurder, zodat je er minder van gaat kopen.
  • Voorbeelden waar accijns op geheven wordt is tabak, alcoholische dranken en benzine.
  • Die accijnzen zijn soms heel erg hoog. 
  • Zonder accijns zou een pakje sigaretten maar een paar euro kosten. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wanneer betaal je btw?
A
Als je loon krijgt
B
Als je iets koopt
C
Als je iets krijgt
D
Als je uitkering krijgt

Slide 12 - Quizvraag

directe belastingen
indirecte belastingen
btw
accijnzen
Inkomstenbelasting

Slide 13 - Sleepvraag

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 14 - Quizvraag

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 15 - Quizvraag