A32 - Dienstag, den 30. März 2021

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Leerdoel

Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden 

in het Duits maken.

Regelmatige ww verleden tijd

Je neemt de stam van het werkwoord.

Bijvoorbeeld wohnen. Dat is dus wohn.

Na de stam komt er in elk geval -te achter

regelmatig werkwoord verleden tijd

ich wohn-te

du wohn-test

er/sie/es/ wohn-te

wir wohn-ten

ihr wohn-tet

Sie/sie wohn-ten

Het voltooid deelwoord / Perfekt

Net als in het Nederlands gebruik je de koppelwerkwoorden haben/sein om voltooid deelwoorden te maken.

Ich habe gewohnt. 

Voltooid deelwoord/Perfekt

Hoofdregel

Voor de stam van het ww komt ge- en achter de stam -t.

Ich habe gewohnt

Wat is de juiste vertaling van:
hij werkte

1. er arbeitete
2. er arbeitet
3. er arbeitetet
4. er arbeitetest

Wat is de juiste vertaling van:
jullie woonden

1. ihr wohnt
2. ihr wohnte
3. ihr wohntet
4. ihr wohntete

Hoe vertaal je:
het kostte

1. es kostet
2. sie kostete
3. es kostete
4. es kostetet

Hoe vertaal je:
wij leerden

1. wir lerneten
2. wir lernteten
3. wir lernen
4. wir lernten

Vul de verleden tijd in:
ich (baden)

Vul de verleden tijd in:
Sie (meinen)

Vul de verleden tijd in:
er (reden)

Vul de verleden tijd in:
du (hören)

Vul de verleden tijd in:
ihr (antworten)

Vul de verleden tijd in:
der Arzt (drücken)

Vul de verleden tijd in:
Herr Schmidt (machen)

Vul de verleden tijd in:
Opa und Oma (lachen)

Vul de verleden tijd in:
Meine Freundin (reden)

Aan het werk...

- Aufgabe 3, 4 und 7 Schritt 25

- Arbeitsbuch Seite 66-68

-Fertig? Aufgabe 2 und 8 Schritt 25