In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Uitleg 7.1
Opdrachten maken
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Noem iets uit het filmpje dat je nog niet wist.
Slide 5 - Open vraag
Als je mocht kiezen waar in Nederland je zou willen wonen, waar zou dat dan zijn? Waarom daar?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen H7 Les 1
Na deze les kunnen jullie:
Het verschil verklaren tussen een wijk en een buurt.
De 5 kenmerken van het ruimtegebruik (inrichting) benoemen.
Verschillende typen woningen benoemen.
Slide 8 - Tekstslide
Eigen omgeving
Het gebied rond je eigen huis waar je bijna dagelijks komt.
Slide 9 - Tekstslide
Wijk of een buurt?
Wijk: een deel van een dorp of een stad.
Slide 10 - Tekstslide
Wijk of een buurt?
Wijk: een deel van een dorp of een stad
Buurt: een deel van een wijk
Slide 11 - Tekstslide
Kenmerken van de eigen omgeving
Wonen
Werken
Verkeer
Recreatie
Voorzieningen
Voorzieningen = Iets waar alle bewoners van een wijk gebruik van kunnen maken (Winkel, school, bibliotheek, dokterspraktijk, park, speeltuin)
Slide 12 - Tekstslide
Inrichting
Wonen
Deze buurt in het stadsdeel oost van Amsterdam, noemt men de indische buurt. Door de nederlandse koloniale geschiedenis met Indonesië, zijn veel straten vernoemd uit die tijd.
Voorziening
Onder de appartementen op de hoek van de straten zie je vaak dat een woning is gebruikt als voorziening. Hier zien we een klein bakkertje met turkse roots.
Verkeer
Iedere buurt staat verbonden met de hoofdstraat die meerdere buurten met elkaar verbindt. Deze straten zijn de aders van de buurten, mensen maken hier dagelijks veel gebruik van.
Recreatie
Aan de straten heeft de gemeente publieke voorzieningen geplaatst, waar iedereen gebruik mag maken. Hier staan bijvoorbeeld bankjes waar mensen even kunnen zitten, om bijvoorbeeld met elkaar te, praten rusten, sporten, of te genieten van het weer. Bankjes hebben ook een verbindende functie, het brengt mensen bij elkaar.
Werken
Op de hoek van de straat zijn een aantal bedrijven gevestigd (Taxicentrale,Calcenter). Deze bedrijven zorgen ervoor dat mensen vanuit de buurt of verder kunnen werken.
Inrichting = het gebruik van de ruimte voor: wonen, werken, verkeer, voorzieningen en recreatie. Heet ook ruimtegebruik.
Ruimtelijke ordening = Het maken van plannen voor de inrichting van een gebied.
Slide 13 - Tekstslide
?
?
Slide 14 - Tekstslide
Hoogbouw, meergezinswoningen
Laagbouw,
eengezinswoning
Slide 15 - Tekstslide
Woonhuis kopen of huren?
Koopwoning: eigendom, na afbetaling hypotheeklening is de woning van jou.
Huurwoning: geen eigendom, geen zorgen, groot onderhoud door eigenaar(huurbaas, woningcorporatie), geen risico waardedaling.
Slide 16 - Tekstslide
Begrijp je het?
Slide 17 - Tekstslide
Je eigen omgeving is het gebied rond je huis waar je dagelijks komt
timer
0:15
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen voorziening?
timer
0:15
A
ziekenhuis
B
school
C
winkels
D
rivier
Slide 19 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van ruimtegebruik?
timer
0:15
A
Verkeer
B
Woning
C
Voorzieningen
D
Parken
Slide 20 - Quizvraag
Welke woorden horen er bij dit plaatje?
A
Eengezinswoningen
B
Meergezinswoningen
C
Laagbouw
D
Hoogbouw
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een koopwoning en een huurwoning?
Het verschil verklaren tussen een wijk en een buurt.
Een wijk is een deel van een dorp of een stad. Een wijk bestaat uit verschillende buurten. Een buurt is dus een deel van een wijk.
De 5 kenmerken van het ruimtegebruik (inrichting) benoemen.
Wonen, werken, verkeer, recreatie, voorzieningen
Verschillende typen woningen noemen.
Laagbouw zijn woningen die max 2/3 verdiepingen heeft (eengezinswoning), hoogbouw heeft meerdere verdiepingen (flat, appartementencomplex)(meergezinswoning).
Een koopwoning wordt eigendom door een lening (hypotheek), een huurwoning huur je voor langere tijd