Pleonasme en tautologie II, Spreekwoorden

Mededelingen
  • Materiaal- en huiswerkcontrole. Leg even
    je spullen op tafel, je schrift graag open op
     je huiswerk.
  • Tijdens de controle ga je even lezen en is het
      stil.
  • Eerste waarschuwing wordt genoteerd.
  • Tweede waarschuwing: nakomen vrijdag
      van 16.00u tot 17.00u in 503.
        Niet aanwezig = spijbelen.
  • Mocht ik je moeten verwijderen uit de les, dan
haal je de gemiste lestijd in op vrijdagmiddag.
  • Huiswerk niet maken krijgt vanaf heden gevolgen:
 je blijft na de les zitten om het huiswerk voor de
volgende les te maken. Geen hw, dan lezen.
  • Telefoon in de telefoontas, voor de tweede bel is gegaan.
  • Jassen aan de kapstok.
  • Niet eten, alleen water drinken.
  • Geen petjes, capuchons of mutsen.
  • Inhalen toetsen: de dinsdag na de week waarin
      een toets gepland stond, via de school.
  • Bij CRS:
    Stoplicht: wel of geen vragen stellen.
    Symbolen: gewenste werkhouding.
  • 100% huiswerk- en materiaalcontrole; je hebt alles bij je op het moment dat je de les in komt. Ik wil dus geen 'mijn boek ligt nog in mijn kluisje'. Materiaal: lesboek, schrift en leesboek.
  • Iets willen zeggen = vinger opsteken.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Mededelingen
  • Materiaal- en huiswerkcontrole. Leg even
    je spullen op tafel, je schrift graag open op
     je huiswerk.
  • Tijdens de controle ga je even lezen en is het
      stil.
  • Eerste waarschuwing wordt genoteerd.
  • Tweede waarschuwing: nakomen vrijdag
      van 16.00u tot 17.00u in 503.
        Niet aanwezig = spijbelen.
  • Mocht ik je moeten verwijderen uit de les, dan
haal je de gemiste lestijd in op vrijdagmiddag.
  • Huiswerk niet maken krijgt vanaf heden gevolgen:
 je blijft na de les zitten om het huiswerk voor de
volgende les te maken. Geen hw, dan lezen.
  • Telefoon in de telefoontas, voor de tweede bel is gegaan.
  • Jassen aan de kapstok.
  • Niet eten, alleen water drinken.
  • Geen petjes, capuchons of mutsen.
  • Inhalen toetsen: de dinsdag na de week waarin
      een toets gepland stond, via de school.
  • Bij CRS:
    Stoplicht: wel of geen vragen stellen.
    Symbolen: gewenste werkhouding.
  • 100% huiswerk- en materiaalcontrole; je hebt alles bij je op het moment dat je de les in komt. Ik wil dus geen 'mijn boek ligt nog in mijn kluisje'. Materiaal: lesboek, schrift en leesboek.
  • Iets willen zeggen = vinger opsteken.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Spullen op tafel.
  • Tas op de grond.
  • Telefoon in de telefoontas.
  • Ga in stilte even lezen uit je leesboek.


Slide 2 - Tekstslide

What's next?
  • Week 23 t/m 27 mei: woordenschat H4, H5
  • Week 30 mei t/m 3 juni: woordenschat H5
  • Week 6 t/m 10 juni: herhaling werkwoordspelling, pechakucha
  • Week 13 t/m 17 juni: herhaling werkwoordspelling (evt. herhaling woordenschat), pechakucha
  • Week 20 t/m 24 juni: herhaling alle toetsstof (op 23 juni begint de toetsweek)

Toetsweek: toets woordenschat H4 en 5 en (herhaling) werkwoordspelling 

Let op: 
Donderdag 26 mei = Hemelvaartsdag, vrijdag 27 mei valt uit.
Maandag 6 juni = Tweede Pinksterdag


Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Pleonasme en tautologie, opdracht 3, 4 en 5.

O3.
1.
  • bij tijd en wijle - af en toe; zo nu en dan.
  • sedert - sinds
  • boden uitkomst - losten het probleem op
  • motiveerde - stimuleerde; enthousiast maken
  • waren niet gediend van - moesten niets hebben van
  • autoriteit - gezag
  • desondanks - toch
  • onderkend - ingezien; beseft
  • incidenteel - zo nu en dan, af en toe

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
O3.3
  • trauma’s – lichamelijke of psychische verwondingen na een schokkende ervaring
  • gevreesde – angst oproepende
  • in onbruik geraakt – niet meer voorkomend
  • overtuiging – mening
  • veelvuldig – vaak; herhaaldelijk
  • zorgstelsel – geheel van wetten dat de gezondheidszorgzorg regelt
  • anesthesie – verdoving
O3.4
  • drie pleonasmen: moesten verplicht (alinea 1); kleine groepjes (alinea 3) en noodzakelijke behoefte (alinea 4);
  • drie tautologieën: ruw, hardhandig (alinea 3); de mogelijkheid hebben, kunnen (alinea 5) en maar, echter (alinea 5)
O3.5 
In alinea 3 staat: Die bijnaam kreeg de schooltandarts al snel, omdat hij vaak zonder verdoving in de gaatjes boorde en kiezen trok, en daarbij dikwijls ruw en hardhandig te werk ging.


Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
O4
1 ergens zijn tanden inzetten – zich intensief met iets bezighouden
2 haar op de tanden hebben – niet bang zijn; goed van zich af durven bijten
3 iemand aan de tand voelen – iemand op een strenge manier ondervragen
4 met de mond vol tanden staan – niet weten wat je moet zeggen
5 met lange tanden – met tegenzin
6 op zijn tandvlees lopen – totaal uitgeput zijn
7 van de hand in de tand leven – verdiend geld meteen uitgeven
8 zijn tanden laten zien – een dreigende houding aannemen



Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk
O5
  1. neiging
  2. alternatieven
  3. perspectief
  4. meerwaarde
  5. adviezen
  6. knieën
  7. contact
  8. tot zijn recht komen
  9. kleiner
  10. reisbrochure
  11. groter
  12. objectief
  13. effecten
  14. creëren


Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
  • benadrukken
  • illusie
  • optische
  • subtiele
  • extreem
  • creatief



Slide 8 - Tekstslide

Spreekwoorden & uitdrukkingen
  • Wat is letterlijk taalgebruik en wat is figuurlijk?
  • Wat is de een en wat is het ander?
  • Wat is het dus verschil?

  • Wie kent er enkele spreekwoorden?
  • Wie kan er wat uitdrukkingen noemen?
  • We maken eerst samen opdracht 1, daarna werken jullie zelfstandig verder aan opdracht 2 en 3. Als dit af is, heb je geen huiswerk.


Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting
  • Huiswerk: maak opdracht 2 en 3 af.
  • Je kan pleonasmen en tautologieën uit teksten halen en van elkaar onderscheiden.
  • Je weet het verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking.

Tot de volgende!



Slide 10 - Tekstslide