Taalverzorging les 1

Enkelvoudige of samengestelde zin
1. Een enkelvoudige zin bevat één persoonsvorm en één onderwerp.
2. Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer zinnen. 

Redenen van Wetenschap:
Als na de hoofdzin meer dan één bijzin volgt, dan gebruik je de volgende zinsconstructie: 
Ik zag dat.... en ik zag dat... 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Enkelvoudige of samengestelde zin
1. Een enkelvoudige zin bevat één persoonsvorm en één onderwerp.
2. Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer zinnen. 

Redenen van Wetenschap:
Als na de hoofdzin meer dan één bijzin volgt, dan gebruik je de volgende zinsconstructie: 
Ik zag dat.... en ik zag dat... 

Slide 1 - Tekstslide

Omdat jij morgen op reis gaat, moet de koffer worden gepakt.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 2 - Quizvraag

Als je gaat vliegen, mag er maar een beperkt aantal kilo's in.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 3 - Quizvraag

De meeste spullen liggen al een paar dagen klaar op je kamer.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 4 - Quizvraag

Hoofdzinnen
Kenmerk hoofdzin:
  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
  • Het is onmogelijk om het woordje 'niet' (of andere woorden) tussen het onderwerp en persoonsvorm te zetten. 
  • Je kunt de hoofdzin niet vervangen door één woord. 

Voorbeeld: Na het sporten ga ik altijd douchen. 

Slide 5 - Tekstslide

Bijzinnen
Kenmerk bijzinnen:
  • Het onderwerp en de persoonsvorm staan meestal niet naast elkaar. 
  • Staan ze toch naast elkaar, dan kun je er het woordje 'niet' tussen zetten. 
  • Je kunt de bijzin vervangen door één woord.

Voorbeeld: Omdat ik gesport heb, ga ik douchen. 

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellen
Een samengestelde zin kan als volgt gemaakt worden:
Hoofdzin, bijzin
Hoofdzin, hoofdzin
Bijzin, Hoofdzin
Hoofdzin, bijzin, bijzin
etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Schrijft de bijzin op:
Omdat ik heerlijk kan koken, ga ik regelmatig bij haar eten.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de bijzin op:
Mijn handige neef repareert het slot, als hij vanavond komt.

Slide 9 - Open vraag

Noteer de HOOFDzin:
Dat je het antwoord daarop niet wist, verbaasde mij wel.

Slide 10 - Open vraag

Twee hoofdzinnen
Morgen sta ik vroeg op en ik wil dan om 6.00 uur vertrekken. 

Verbinden met nevenschikkende voegwoorden:
en, maar, of en want

Nevenschikkend = op gelijk niveau

Slide 11 - Tekstslide

Een hoofdzin met bijzin
Wij willen morgen vroeg vertrekken, zodat wij in de middag op ons vakantieadres aankomen. 

Verbinden met een onderschikkende voegwoorden:
omdat, als, zodat, toen e.d.

Slide 12 - Tekstslide

Oefening op papier
1. Schrijf de hoofdzin(nen) op.
2. Schrijf de bijzin op (niet in iedere zin staat een bijzin).
3. Met welk woord zijn hoofdzin en bijzin verbonden?
4. Geef aan of dat een nevenschikkend of een onderschikkend voegwoord is. 

Slide 13 - Tekstslide

vandaag
Grammatica opstarten
opdracht 1, 2 en 3 
Differentiatie (afwisseling): 4, 5, 6
Klaar? Ga door met 7 en 8


Slide 14 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet welke grammaticakennis je al hebt.

Je weet hoe je persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde kunt herkennen en benoemen.

Slide 15 - Tekstslide