Thema 7.3 - Het zenuwstelsel - pls1337

Thema 7.3: Het zenuwstelsel
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 7.3: Het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Voor deze les een demonstratie met een kaars doen.

Misschien ook een pinda?
Hoe zet insuline een reactie in de cel in gang: via een hormoon-receptorcomplex of via een second messenger? Leg je antwoord uit

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typen hormonen
Peptidehormonen
  • Eiwit
  • Receptoreiwit op celmembraan nodig
  • Second messenger
  • Beïnvloedt genexpressie

Steroïdenhormonen
  • Vet (lipide)
  • Kan direct door celmembraan
  • Beïnvloedt genexpressie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van hormonen: Binas 89B

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7a Welke conclusie kun je trekken uit de proeven met gecastreerde hanen?
A
testes cellen zijn niet nodig voor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken.
B
testes cellen maken stoffen aan die nodig zijn secundaire geslachtskenmerken, onafhankelijk van waar ze zitten in het lichaam.
C
een hen heeft door testes hormonen veroorzaakte geslachtskenmerken.
D
testes cellen werken niet meer als je ze verplaatst naar een andere plek in het lichaam.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7b welke conclusie kun je hieruit trekken?
A
het hormoon is heterogeen verspreidt.
B
het hormoon blijft hangen in de testis.
C
er zijn organen met receptoren voor het hormoon waar het zich ophoopt.
D
dit hormoon werkt alleen in de eierstokken.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. In de eierstok van een vrouw rijpt maandelijks een follikel onder invloed van follikelstimulerend hormoon (FSH). Door de invloed van FSH beginnen meerdere follikels te rijpen. De follikel met de meeste hormoonreceptoren bereikt een voorsprong op de andere. In deze follikel ontstaan in korte tijd nog meer hormoonreceptoren waaraan hormonen kunnen binden.
b) Hoe kunnen door invloed van hormonen de cellen van een rijpende follikel nieuwe receptoren vormen?
A
De hormonen trekken de receptoren uit het weefselvloeistof aan waardoor de concentratie toeneemt.
B
Deze verdubbelen net als bacteriën.
C
Wanneer hormonen aan receptoreiwitten van de cellen van de rijpende follikel binden, wordt een gen aangezet waardoor de cel afsterft.
D
Wanneer hormonen aan receptoreiwitten van de cellen van de rijpende follikel binden, wordt een gen aangezet waardoor de cel nieuwe receptoreiwitten kan maken.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...

  1. Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen neuronen beschrijven.
  2. Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven.            
Begrippen
zenuwstelsel, centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, animaal zenuwstelsel, autonoom zenuwstelsel, vegetatief zenuwstelsel, prikkel, impulsen, receptoren, zintuigcelen, conductoren, effectoren, neuronen, zenuwcellen), gliacellen, neurotransmitters, dendriet, axon, , myelineschede, cellen van Schwann,  synaps, sensorisch neuron (gevoelszenuwcel), gevoelszenuwcel (sensorisch neuron), schakelneuron (schakelcel), schakelcel (schakelneuron), motorisch neuron (bewegingszenuwcel), bewegingszenuwcel (motorisch neuron), zenuw, grote hersenen, kleine hersenen, hersenschors, grijze stof, merg, witte stof, hersenstam, verlengde merg, hersencentrum, gevoelscentrum, bewegingscentrum, spinale ganglia (ruggenmergszenuwknopen), ruggenmergszenuwknopen (spinale ganglia)





Huiswerk
Opdracht 11 t/m 15

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Informatie uit de omgeving

Slide 12 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Prikkels en impulsen
Zintuigcellen zijn de receptoren

Prikkels=

Impulsen= 

Slide 13 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Zenuwstelsel

Slide 14 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Synaps

Slide 15 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten zenuwcellen

Slide 18 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hersenen BiNaS 88C
Moet kennen:
Grote hersenen
Schors (grijze stof): schakelcellen (werkend deel)
Merg (witte stof): uitlopers
Kleine hersenen
Coordinatie beweging
Hersenstam
Communicatie delen hersenen (links en rechts)

Slide 20 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...

  1. Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen neuronen beschrijven.
  2. Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven.            
Begrippen
zenuwstelsel, centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, animaal zenuwstelsel, autonoom zenuwstelsel, vegetatief zenuwstelsel, prikkel, impulsen, receptoren, zintuigcelen, conductoren, effectoren, neuronen, zenuwcellen), gliacellen, neurotransmitters, dendriet, axon, , myelineschede, cellen van Schwann,  synaps, sensorisch neuron (gevoelszenuwcel), gevoelszenuwcel (sensorisch neuron), schakelneuron (schakelcel), schakelcel (schakelneuron), motorisch neuron (bewegingszenuwcel), bewegingszenuwcel (motorisch neuron), zenuw, grote hersenen, kleine hersenen, hersenschors, grijze stof, merg, witte stof, hersenstam, verlengde merg, hersencentrum, gevoelscentrum, bewegingscentrum, spinale ganglia (ruggenmergszenuwknopen), ruggenmergszenuwknopen (spinale ganglia)





Huiswerk
Opdracht 30 t/m 37

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies