1. Overtuigende teksten

Deze les
In deze les oriënteer je je op argumentatie in overtuigende teksten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les
In deze les oriënteer je je op argumentatie in overtuigende teksten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onderbouwing van een standpunt
Overtuigen van een standpunt. 
Onderbouwen met argumenten om het standpunt aannemelijk te maken.
Bijvoorbeeld door:
  • de gevolgen noemen van een maatregel waar hij vóór of tegen is;
  • de situatie die hij beschrijft vergelijken met een andere situatie;
  • een tegenargument noemen en ontkrachten.

Slide 2 - Tekstslide

Soms probeert een schrijver je in een tekst te overtuigen van zijn standpunt. Dat doet hij door zijn standpunt met argumenten te onderbouwen. Met de argumenten probeert de schrijver zijn standpunt voor de lezer aannemelijk te maken. Dat kan hij op verschillende manieren doen. Hij kan bijvoorbeeld:
de gevolgen noemen van een maatregel waar hij vóór of tegen is;
de situatie die hij beschrijft vergelijken met een andere situatie;
een tegenargument noemen en ontkrachten.
Als je een overtuigende tekst kritisch leest, ga je na hoe de schrijver zijn standpunt onderbouwt.
Als je een overtuigende tekst kritisch leest, ga je na hoe de schrijver zijn standpunt onderbouwt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenering: Werkgevers moeten werknemers met een zittend beroep zit-sta-bureaus bieden op hun werkplek. Uit onderzoek van de Universiteit van Sydney blijkt dat meer dan tien uur per dag zitten de kans op sneller overlijden met 40 procent verhoogt.
Wat is het standpunt?
A
Werkgevers moeten werknemers met een zittend beroep zit-sta-bureaus bieden op hun werkplek.
B
Uit onderzoek van de Universiteit van Sydney blijkt dat meer dan tien uur per dag zitten de kans op sneller overlijden met 40 procent verhoogt.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenering: Werkgevers moeten werknemers met een zittend beroep zit-sta-bureaus bieden op hun werkplek. Uit onderzoek van de Universiteit van Sydney blijkt dat meer dan tien uur per dag zitten de kans op sneller overlijden met 40 procent verhoogt.
Wat is het argument?
A
Werkgevers moeten werknemers met een zittend beroep zit-sta-bureaus bieden op hun werkplek.
B
Uit onderzoek van de Universiteit van Sydney blijkt dat meer dan tien uur per dag zitten de kans op sneller overlijden met 40 procent verhoogt.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenering: Ik ben het niet eens met de stelling dat je kinderen geen corrigerende tik mag geven. Ik heb zelf in mijn opvoeding meer dan eens een corrigerende tik gehad. Vooral als ik het bloed onder de nagels van mijn ouders vandaan haalde. Ik ben daar niet slechter van geworden.
Wat is het standpunt?
A
Ik ben het niet eens met de stelling dat je kinderen geen corrigerende tik mag geven.
B
Ik heb zelf in mijn opvoeding meer dan eens een corrigerende tik gehad.
C
Vooral als ik het bloed onder de nagels van mijn ouders vandaan haalde.
D
Ik ben daar niet slechter van geworden.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenering: Ik ben het niet eens met de stelling dat je kinderen geen corrigerende tik mag geven. Ik heb zelf in mijn opvoeding meer dan eens een corrigerende tik gehad. Vooral als ik het bloed onder de nagels van mijn ouders vandaan haalde. Ik ben daar niet slechter van geworden.
Wat is het argument?
A
Ik ben het niet eens met de stelling dat je kinderen geen corrigerende tik mag geven.
B
Ik heb zelf in mijn opvoeding meer dan eens een corrigerende tik gehad.
C
Vooral als ik het bloed onder de nagels van mijn ouders vandaan haalde.
D
Ik ben daar niet slechter van geworden.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Logische redenering
  • Een standpunt met een argument = een redenering.
  • Aannemelijkheid van een standpunt = nagaan of redenering logisch is.
  1. Past het argument inhoudelijk bij het standpunt?
    Nee? Argument maakt standpunt niet aannemelijk.
  2. Komt het standpunt logisch uit het argument?
    Stel kritische vragen!

Slide 9 - Tekstslide

Een standpunt met een argument noem je een redenering. Om te bepalen of het standpunt van een schrijver aannemelijk is, moet je nagaan of zijn redeneringen logisch zijn. Je moet de tekst hierbij kritisch lezen.
Eerst bepaal je of een argument inhoudelijk aansluit bij het standpunt. Als dit niet zo is, dan maakt het argument het standpunt niet aannemelijk. Als een argument wel inhoudelijk aansluit bij het standpunt, dan controleer je of het standpunt logisch uit het argument volgt. Als blijkt dat dit zo is, dan maakt het argument het standpunt aannemelijk.
Om te controleren of het standpunt logisch uit het argument volgt, stel je jezelf kritische vragen. Voorbeelden van kritische vragen die je kunt stellen zijn:
Treedt het beschreven gevolg daadwerkelijk op?
Is de gemaakte vergelijking wel eerlijk?
Als een schrijver een tegenargument geeft, stel je deze kritische vragen bij de ontkrachting van het tegenargument. Je controleert dan of het standpunt logisch uit de ontkrachting volgt.
Kritische vragen
  • Treedt het beschreven gevolg daadwerkelijk op?
  • Is de gemaakte vergelijking wel eerlijk?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekent het feit dat je er niet slechter van wordt automatisch dat je een corrigerende tik mag geven?
Betekent het feit dat Katherina er niet slechter van is geworden automatisch dat andere kinderen er ook niet slechter van worden?

Slide 11 - Tekstslide

Katherina vindt dat een corrigerende tik wel mag. Haar argument is dat zij niet slechter is geworden van de corrigerende tik. Kritische vragen die je kunt stellen zijn:
Betekent het feit dat je er niet slechter van wordt automatisch dat je een corrigerende tik mag geven?
Betekent het feit dat Katherina er niet slechter van is geworden automatisch dat andere kinderen er ook niet slechter van worden?
Deze vragen kun je beantwoorden met ‘waarschijnlijk niet’. Het standpunt volgt dus niet logisch uit het argument en daarom concludeer je dat de redenering onlogisch is.
Objectieve (feitelijke) argumenten:

  • inhoud is controleerbaar
  • gebaseerd op feiten,
    bijvoorbeeld:
    bekende gegevens, regels of onderzoeksresultaten

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbaarheid van objectieve argumenten controleren:
  • Is de auteur van de tekst betrouwbaar?
  • Is de bron van de tekst betrouwbaar?
  • Is het duidelijk waar de informatie in de tekst vandaan komt?
 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijke argumenten controleren:


Als de informatie niet betrouwbaar is, dan is het argument minder betrouwbaar en het standpunt minder aannemelijk.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subjectieve (waarderende) argumenten:

  • inhoud is niet controleerbaar,
  • bevatten vaak een mening of een overtuiging, 
  • zijn gebaseerd op algemene normen en waarden of op een enkele ervaring

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het standpunt van de tekst?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumenten heb je kunnen vinden?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies