A1 Kern Grammatica LV blz. 104

Welkom A1A
  • Schrijfkwartier
  • Bespreken huiswerk blz. 101: 12, 13, 14
  • Instructie 'Lijdend voorwerp'
  • oefenen
  • Nieuwsquiz
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom A1A
  • Schrijfkwartier
  • Bespreken huiswerk blz. 101: 12, 13, 14
  • Instructie 'Lijdend voorwerp'
  • oefenen
  • Nieuwsquiz

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Blz. 101:12      Teksten met doen of zijn
Gaat het in onderstaande vaker over dat iemand iets doet of is?

1. Spannend verhaal
2. Gebruiksaanwijzing
3. Schoolboek
4. Oproep voor vrijwilligers
5. Beschrijving vermist persoon

Slide 3 - Tekstslide

A1 Kern Grammatica
Lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
OW

Tante Jannie
Theo Jansen
Sinterklaas
De dief
Sluwe Simon
PV/WG

koopt
schiet
schrijft
stal
slaapt
LV (iets of iemand)

.................................................
.......................................
...............................
................................................
.................................

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
is de IETS of  IEMAND waarmee in een WG-zin iets gebeurt 
Shrek heeft Fiona een bos bloemen gegeven.
PV:
OW: 
WG:
LV: 

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
is de IETS of  IEMAND waarmee in een WG-zin iets gebeurt 
Shrek heeft Fiona een bos bloemen gegeven.
PV: heeft
OW: Shrek
WG: heeft gegeven
LV: een bos bloemen (die worden gegeven)

Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
is de IETS of  IEMAND waarmee in een WG-zin iets gebeurt 
Voor mijn zoon heb ik een auto van Cars gekocht.
PV: 
OW: 
WG: 
LV: 

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
is de IETS of  IEMAND waarmee in een WG-zin iets gebeurt 
Voor mijn zoon heb ik een auto van Cars gekocht.
PV: heb
OW: ik
WG: heb gekocht
LV: een auto van Cars (want die wordt gekocht)

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen
Je kan je dus in je hoofd afvragen:
'Met wie of wat gebeurt er iets?'
of
Je gebruikt een formule:
Wie/wat + OW + WG

Tante Jannie koopt een hele grote zak drop.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het LV in de zin:
Op zaterdag eten we pizza.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
Zij beloofden mij een groot avontuur.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
We hebben vriend en vijand verbaasd.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
Ik vergeef je je dwaze gedrag.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
Ik heb haar een fijne verjaardag gewenst.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
Heb jij weleens een beroemd persoon ontmoet?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
Ik vertel je geheim heus niet door.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het LV in de zin:
Steeds minder mensen roken tabak.

Slide 18 - Open vraag

Welkom A1A
Lezen blz. 63
Herhaling LV
Instructie MV
Aan de slag

Slide 19 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Je kan je afvragen:
'Met wie of wat gebeurt er iets?'
of
Je gebruikt een formule:
Wie/wat + OW + WG

Tante Jannie koopt een hele grote zak drop.

Slide 20 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
is de IETS of  IEMAND waarmee in een WG-zin iets gebeurt 
Shrek heeft Fiona een bos bloemen gegeven.
PV: heeft
OW: Shrek
WG: heeft gegeven
LV: een bos bloemen (die worden gegeven)

Slide 21 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
is de iets of iemand die je nodig hebt 

Tante Jannie koopt een hele grote zak drop.

Voor wie?
= meewerkend voorwerp

Slide 22 - Tekstslide

lijdend of meewerkend voorwerp

ow                          pv                        iets                           iemand
Mijn oma             koopt                 bloemen             voor haar zus.
De directeur       schrijft                .................               ...............          
Tracy                slaapt                  ...............               ..............    
                                                  

Slide 23 - Tekstslide

                        Maken blz. 104:6 + 7
timer
25:00
Per zin:
PV
OW
WG
LV
MV

Slide 24 - Tekstslide

Lijdend of meewerkend voorwerp

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Voorwerpen bij een NG

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Voorwerpen bij een WG
Voorwerpen bij een NG
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp 
- Voorzetselvoorwerp 
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp 
- Voorzetselvoorwerp 

Slide 30 - Tekstslide

Maken blz. 102:5

- Noteer het zww uit de zinnen met een WG
- Neem als onderwerp 'De leerlingen van A1a....'
- Vul aan met een 'iets' en/of 'iemand'

voorbeeld: 
De leerlingen van A1a brengen voor mevr. Meijer chocola mee.
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

iemand? 
eten
beloofden
huilen
verbazen
vergeven
roken
wensen
ontmoeten
vertellen
giechelen
helpen
iets? 
De leerlingen van A1A

Slide 32 - Tekstslide

Voorwerpen in NG
Zoek (naast het ow) nog een 'iets' of 'iemand'. 


Slide 33 - Tekstslide

Maken blz. 103:10
- Noteer per zin de voorwerpen
-Noteer erachter tussen haken of het een iets of een iemand is.

voorbeeld:
10a. In onze taal kennen we het enkelvoud en het meervoud.
a. enkelvoud (iets), meervoud (iets)
timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide