H5.1: Zoutformules en namen

H5.1 : Zoutformules en namen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5.1 : Zoutformules en namen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al?
  • Je kunt uitleggen uit welke deeltjes metalen, zouten en moleculaire stoffen zijn opgebouwd.
  • Je kunt met het atoommodel van Bohr uitleggen hoe atomen in elkaar zitten (deeltjes) en wat een ion is.
  • Je kunt uitleggen dat ionbindingen sterke bindingen zijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
- leren namen van enkelvoudige ionen (tabel 5.2+ 5.3)
- leren namen van samengestelde ionen (tabel 5.4)
- systematische namen van zouten (tabel 5.5)

Slide 4 - Tekstslide

Stil lezen

10 Min Stil lezen H5.1 en/of opdrachten maken


Maken Les 1: 
6, 10, 12, 14 of 15, 16, 17 of 18
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Instructie deze les:
- Uitleg naamgeving enkele positieve en negatieve ionen 
  (zie tabel 5.2 en 5.3 uit het boek).
- Uitleg namen en formules enkele samengestelde ionen
  (zie tabel 5.4 uit het boek).
- Naamgeving zouten (zie tabel 5.5 uit het boek).
- Opdrachten maken.

Slide 6 - Tekstslide

Naamgeving enkelvoudige ionen
Positieve ionen: Naam atoom + ion            (Tabel 5.3 boek)
Vb. Na+ => Natrium-ion

Negatieve ionen: Naam atoom + ide ion     (Tabel 5.2 boek)
Vb. Cl- => Chloride-ion
(zie ook PS. Groep 15, 16 en 17): 
Voor de meeste negatieve ionen geldt bij de naamgeving:
naam atoom + ide.
LET OP! Uitzondering: 
Oxide (O2-)
Sulfide (S2-)

Slide 7 - Tekstslide

Samenvoegen deel 1
Maar wat nu bij
Fe2+ + 2 Cl- -> FeCl2 IJzerchloride
Fe3+ + 3 Cl- -> FeCl3 IJzerchloride
2+
3+
IJzer(II)chloride
2+
IJzer(III)chloride
3+

Slide 8 - Tekstslide

Samenvoegen deel 2
Als je het natrium-ion en het chloride-ion samenvoegt krijg je:
Natriumchloride 
Verhouding is 1 : 1

Wat nu als de verhouding anders is? Bijv. Na3(PO4)




Natriumfosfaat

Dus géén di, tri etc. 
Het is een verhoudingsformule
Het zegt dus iets over de verhouding waarin de twee ionen voorkomen in het zout. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 1: Geef de juiste 
verhoudingsformule ("zoutformule")
Cl-
O2-
OH-
SO42-
Ca2+
CaCl2
CaO
Ca(OH)2
CaSO4
K+
Fe2+
Fe3+

Slide 10 - Tekstslide


A
ijzertrichloride
B
ijzer(II)chloride
C
ijzerchloride
D
ijzer(III)chloride

Slide 11 - Quizvraag


A
stikstofcarbonaat
B
tin(II)sulfaat
C
tin(II)fosfaat
D
tin(IV)fosfaat

Slide 12 - Quizvraag



Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Edelstenen hebben complexe zoutformules

Slide 16 - Tekstslide