Blok 5 - les 10 - verleden tijd zwakke werkwoorden

werkwoord: tikken
TT
Hij ....
1 / 37
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

werkwoord: tikken
TT
Hij ....

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

werkwoord: klagen
TT
Mijn moeder .....

Slide 3 - Open vraag

werkwoord: zwaaien
TT
Hij ........

Slide 4 - Open vraag

lesdoel
Ik kan zwakke werkwoorden (klankvaste werkwoorden)
in de verleden  tijd goed schrijven. Ik ken de regel van
't  kofschip x

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


vt (verleden tijd)

Slide 7 - Open vraag


vt (verleden tijd)

Slide 8 - Open vraag


vt (verleden tijd)

Slide 9 - Open vraag


vt (verleden tijd)

Slide 10 - Open vraag


vt (verleden tijd)

Slide 11 - Open vraag


vt (verleden tijd)

Slide 12 - Open vraag


vt (verleden tijd)

Slide 13 - Open vraag

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 14 - Quizvraag

VT branden
Het bos ....... gisteren.
A
brande
B
brandte
C
brandde

Slide 15 - Quizvraag

Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk.
VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 17 - Quizvraag

Stefano repareerde alle computers in de klas.
A
tt
B
vt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
Jan en Peter ... Ingrid met een cadeau
A
verrasten
B
verraste
C
verrastten
D
verrasden

Slide 19 - Quizvraag

wat is goed?
Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde

Slide 20 - Quizvraag

Het 't ex-kofschip gebruik je alleen bij de verleden tijd?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste vd?
Mijn kamer wordt.....(verven)
A
geverfd
B
geverft
C
gevervd
D
gevervt

Slide 22 - Quizvraag

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 23 - Quizvraag

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 24 - Quizvraag

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 25 - Quizvraag

DODEN
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 26 - Quizvraag

LIFTEN
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 27 - Quizvraag

Schrijf in de verleden tijd:
De mensen ........... veel geld (verdienen)

Slide 28 - Open vraag

Schrijf in de verleden tijd:
Sanne ...... een tijdschrift (pakken)

Slide 29 - Open vraag

Schrijf in de verleden tijd:
De jongen ....... het antwoord (raden)

Slide 30 - Open vraag

Schrijf in de verleden tijd:
ik wacht

Slide 31 - Open vraag

Schrijf in de verleden tijd:
wij snikken

Slide 32 - Open vraag

Wat is de verleden tijd van:
zij verhuist

Slide 33 - Open vraag

Wat is de verleden tijd van:
ik verf?

Slide 34 - Open vraag

Wat is de verleden tijd van:
hij maakt

Slide 35 - Open vraag

aan het werk
blok 5 - les 10
bladzijde 22

juf legt het uit.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link