Intro + 5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen

Terug na de herfstvakantie..
Start periode 2..
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terug na de herfstvakantie..
Start periode 2..

Slide 1 - Tekstslide

Deze periode:
Hoofdstuk 5 Energie opslaan en gebruiken
Hoofdstuk 6 Voeding, Vertering en Gezondheid

Digitaal :(

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen

Slide 3 - Tekstslide

De leerdoelen:
  • Je vergelijkt de functies van brandstoffen, bouwstoffen en reservestoffen in je lichaam.
  • Je beschrijft het belang van essentiële aminozuren en essentiële vetzuren in je voeding.
  • Je beschrijft hoe planten stoffen opslaan.
  • Je beschrijft de bijdrage van plantaardige voeding in een gezond dieet.

Slide 4 - Tekstslide

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

De vier functies van voedingsstoffen
  1. Bouwstoffen: stoffen die worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels
  2. Brandstoffen: stoffen die energie leveren
  3. Reservestoffen: stoffen die worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam
  4. Hulpstoffen (beschermende stoffen): stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft

Slide 7 - Tekstslide

Opslag van energie
  • Koolhydraat (glucose)
=> glycogeen
=> spieren, lever.
  • Vet
=> in beenmerg, rond organen en onder de huid.
  • Eiwitten
=> worden niet opgeslagen

Slide 8 - Tekstslide

Hoe weet je hoeveel energie in een voedingsmiddel zit?
Energie kan worden uitgedrukt in
kilocalorieën (kcal) of in kilojoule (kJ).

Aanduiding voor de hoeveelheid energie.

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 9 - Tekstslide

Energiebehoefte

Energiebehoefte per dag hangt af van veel factoren;
1.  Geslacht
2. Leeftijd
3. Lichaamsgrootte
4. Lichamelijke inspanning; oftewel hoeveel energie je verbruikt.

Als er veel energie binnenkomt en minder wordt verbruikt, dan wordt het omgezet in reservestoffen en zo opgeslagen als vet.
= hoeveelheid energie die een persoon per dag nodig heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Ruststofwisseling
  • Energie die in rust nodig is voor ademhaling, hartslag, vertering etc.

  • 1 uur stilzitten = 4 kJ/min.
  • 1 uur hardlopen = 34 kJ/min.

Slide 11 - Tekstslide

Koolhydraten
  • Brandstof => glucose
  • Opgeslagen als glycogeen in spieren en lever (reservestof)
  • Planten: glucose --> zetmeel

Slide 12 - Tekstslide

Koolhydraten
Glucose wordt aan elkaar gekoppeld -> glycogeen (=een koolhydraat)

Glycogeen wordt opgeslagen in spieren en lever

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Eiwitten
  • Bouwstof voor (spier)cellen en enzymen
  • Brandstof (als er verder niets te verbranden is)
  • Kan niet worden opgeslagen
  • Bestaan uit aminozuren

Slide 17 - Tekstslide

Eiwitten
Sommige niet-essentiële aminozuren kan de lever zelf aanmaken. (67H)

Andere aminozuren kan de lever niet zelf aanmaken, deze essentiële aminozuren moet je via je eten binnenkrijgen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Gebruik Binas 67H:
hoeveel verschillende aminozuren zijn er?

Slide 21 - Open vraag

Wat betekent de '2' bij een aantal aminozuren?

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent het groene kader bij de aminozuren? Wat valt je op?

Slide 23 - Open vraag

Vetten
  • Brandstof
  • Bouwstof voor celmembranen en hormonen
  • Opgeslagen onder huid, merg van holle beenderen en rond organen (reservestof)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Gebruik Binas 67G:
uit welke drie atomen zijn vetten opgebouwd?

Slide 26 - Open vraag

Verklaar de naam 'triglyceride'.

Slide 27 - Open vraag

Vitaminen en mineralen

  • Vitaminen: beschermende stof
  • Mineralen: beschermende stof en bouwstof

Slide 28 - Tekstslide

Water
  • Belangrijk bestanddeel bloed, lymfe en weefselvloeistof
  • Bouwstof
  • Transportmiddel

Slide 29 - Tekstslide

De leerdoelen:
  • Je vergelijkt de functies van brandstoffen, bouwstoffen en reservestoffen in je lichaam.
  • Je beschrijft het belang van essentiële aminozuren en essentiële vetzuren in je voeding.
  • Je beschrijft hoe planten stoffen opslaan.
  • Je beschrijft de bijdrage van plantaardige voeding in een gezond dieet.

Slide 30 - Tekstslide

En nu?
Vast iets van opdrachten die horen bij 5.1..

Slide 31 - Tekstslide