Samenstellingen

Volgende week
Toets Stijl
Meervoud, samenstellingen, dat/wat, hun/hen

De toets is op papier!

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Volgende week
Toets Stijl
Meervoud, samenstellingen, dat/wat, hun/hen

De toets is op papier!

Slide 1 - Tekstslide

Samenstellingen
Mijn kleinkind is geen klein kind.

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen

Slide 3 - Woordweb

Hoofdregel
  • Een samenstelling is een combinatie van zelfstandige woorden.
           - boek + deel = boekdeel
           - brand + weren + man = brandweerman

  • Samenstellingen worden aaneen geschreven
           - informatie + distributie + systeem = informatiedistributiesysteem
           - elektriciteitsproductiemaatschappij
           - hippopotomonstrosequippedaliofobie



Slide 4 - Tekstslide

Tussen -n- (Groene Boekje)
  • Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is, waarvan de meervoudsvorm op – en eindigt, dan schrijf je een tussen-n.

                    - pannenkoek: de meervoudsvorm hiervan is pannen. Dit eindigt dus op ‘en’, en moet    
                       daarom met een tussen N.
                    - prullenbak, paddenstoel: idem

  • Maar!
                     - horlogemaker: het meervoud van horloge is horloges
                     - groentesoep: het meervoud van groente is groentes of groenten

Slide 5 - Tekstslide

Uitzonderingen
  • Schrijf geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling op een zaak of persoon slaat die enig in zijn soort is.


                    - Koninginnedag
                    - zonnewijzer


Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen
  • Schrijf ook geen tussen-n als het eerste deel een versterkende betekenis heeft.


                     - beregoed
                     - pikkedonker
                     - reuzeleuk
                     - stekeblind

Slide 7 - Tekstslide

Samenstellingen (tussenletters)
Schrijf -en als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft.
Let op bij de volgende zaken:
  • Als het eerste deel van het woord verwijst naar iemand of iets waar er  maar één van is, dan        schrijf je één 'e': maneschijn.
  • Als het om een bijvoeglijk naamwoord gaat dat door het eerste deel versterkt wordt, dan            schrijf je een 'e':  beregoed, apetrots.
  • Als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft,        schrijf je 'e':  rijstepap.
  • Als het meervoud alleen een -s krijgt of eindigt met een stomme -e +n/+s:  groentesoep.
  • Als het eerste deel van een werkwoord komt: spinnewiel, huilebalk.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is GOED geschreven?
timer
0:15
A
zonnenschijn
B
hondenhok
C
spinnenwiel
D
schroevedraaier

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GOED geschreven?
timer
0:15
A
apentrots
B
apenrots
C
reuzenleuk
D
keuketafel

Slide 10 - Quizvraag

Tussen -s-
  • Schrijf een tussen- s als je die ook hoort.
              - stadsdeel
              - eendagsvlieg
              - officiersloge
              - levensgroot

  • Maar let op!
              - damesschoen ….want dameskleding
              - stationsstraat …want stationsweg
              - liefdesscène ….want liefdesverdriet


Slide 11 - Tekstslide

Streepje ertussen (koppelteken)
  • Gelijkwaardige woorden
   hotel-restaurant
  • Woorden met hoofdletters
    Zuid-Afrika
  • Met een speciaal teken of cijfers
    een 80-jarige, het &-teken
  • Bij een afkorting
    vwo-diploma
  • Verwarring in de uitspraak (botsende klinkers)
   mbo-opleiding, studie-uren
                                                                  Radioantenne = geen klinkerbotsing


Slide 12 - Tekstslide

paard + bloem
A
paardebloem
B
paardenbloem

Slide 13 - Quizvraag

aap + rots
A
aperots
B
apenrots

Slide 14 - Quizvraag

aap + trots
A
apetrots
B
apentrots

Slide 15 - Quizvraag

bureau + inhoud

Slide 16 - Open vraag

stad + sport + hal

Slide 17 - Open vraag

btw + tarief

Slide 18 - Open vraag

lade + kast

Slide 19 - Open vraag

Station+straat
A
Stationstraat
B
Stationsstraat

Slide 20 - Quizvraag

kinder + carnaval + optocht + voorbereiding + werkzaamheden+ comité

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Taal Integraal
Module Algemene spelling
Aaneenschrijven van woorden

Volgende lesuur: dat/wat en hun/hen

Slide 25 - Tekstslide

Het is voor mij duidelijk hoe ik samenstellingen moet schrijven.
Ja
Nee

Slide 26 - Poll

Hoe vind je de les Nederlands in LessonUp?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll