grammatica - voornaamwoorden: vragend, aanwijzend, telwoord

grammatica
woordsoorten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

grammatica
woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 2 - Open vraag

Vandaag:
gaan we oefenen met het benoemen van:
- het vragend voornaamwoord
- het aanwijzend voornaamwoord
- het telwoord

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten:

- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- voorzetsel
- bepaald lidwoord / onbepaald lidwoord
-hulpwerkwoord/koppelwerkwoord/ zelfstandig werkwoord
-bijwoord


- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- wederkerend voornaamwoord
- wederkerig voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- telwoord

Slide 4 - Tekstslide

(Hebben) jullie zijn moeder gezien?

Slide 5 - Open vraag

Hebben (jullie) zijn moeder gezien?

Slide 6 - Open vraag

Hebben jullie (zijn) moeder gezien?

Slide 7 - Open vraag


Bij het schillen (van) de appels heb ik me gesneden.

Slide 8 - Open vraag


Bij het schillen van de (appels) heb ik me gesneden.

Slide 9 - Open vraag


Bij het schillen van de appels heeft (Sofie) zich gesneden.

Slide 10 - Open vraag


Bij het schillen van de appels heeft Sofie (zich) gesneden.

Slide 11 - Open vraag

Geven (jullie) elkaar de antwoorden?

Slide 12 - Open vraag

(Ben) jij altijd zo blij?

Slide 13 - Open vraag

Ben (jij) altijd zo blij?

Slide 14 - Open vraag

Ben jij (altijd) zo blij?

Slide 15 - Open vraag

Ben jij altijd (zo) blij?

Slide 16 - Open vraag

Ben jij altijd zo (blij)?

Slide 17 - Open vraag

aanwijzend voornaamwoord
Woordjes waarmee je dingen aan kunt wijzen.

'Die, dat, dit, deze, zulke, zo'n, datgene, diegene

Heb jij dat meisje zien fietsen?
dat = aw. vnw

Slide 18 - Tekstslide

a. vnw
Deze schoenen heb ik vorige week gekocht.

Slide 19 - Open vraag

Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Wie, wat, welke, wat voor (een)

Wie gaat er vanavond mee?
Wie = vr. vnw

Let op: woorden zoals 'waar' 'wanneer' en 'waarom' zijn bijwoorden. 

Slide 20 - Tekstslide

vr. vnw
Weet jij welke filmster een Oscar heeft gewonnen?

Slide 21 - Open vraag

Telwoord

Slide 22 - Tekstslide

Het Aug heeft (1282) leerlingen.

Slide 23 - Open vraag

(Veel) leerlingen lezen graag een boek.

Slide 24 - Open vraag

In (2060) zijn er naar verwachting 18,4 miljoen Nederlanders.

Slide 25 - Open vraag

Ik was als (eerste) klaar met de opdracht.

Slide 26 - Open vraag

Welke woordsoort vind je nog lastig?

Slide 27 - Open vraag

Aan de slag!
Lees de uitleg op blz. 16  en op bladzijde 19 van je grammaticaboekje.

Maak blz. 17, 20 en 21

Slide 28 - Tekstslide