Jong & Oud (5e) H3. Werken en belasting betalen

Week 38 (vanaf 16 september)
Hoofdstuk 3. Werken en belasting betalen
  • actualiteit
  • herhaling vorige les (ruilen over de tijd)
  • leerdoelen
  • instructie
  • maakwerk: 3.1 t/m 3.5 en 3.6 t/m 3.9
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Week 38 (vanaf 16 september)
Hoofdstuk 3. Werken en belasting betalen
  • actualiteit
  • herhaling vorige les (ruilen over de tijd)
  • leerdoelen
  • instructie
  • maakwerk: 3.1 t/m 3.5 en 3.6 t/m 3.9

Slide 1 - Tekstslide

Inflatieverwachting leidt tot uitstel van aankopen.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Rentestijging leidt tot uitstel van aankopen.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Als je spaart, neemt je vermogen toe.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij consumptie is altijd sprake van ruilen over tijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Als de rente stijgt, wordt er meer geleend.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Als de rente stijgt, wordt er meer gespaard.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen H3. Werken en belasting betalen
  • Ik kan de 21 begrippen op pagina 25 omschrijven. 
  • Ik kan uitleggen hoe de inkomensverdeling genivelleerd en gedenivelleerd kan worden.
  • Ik kan verschillende belastingstelsels (3) onderscheiden en beschrijven.
  • Ik kan met behulp van het gemiddelde heffingstarief of belastingtarief bepalen welk belastingstelsel wordt toegepast.
  • Ik kan de gevolgen beschrijven van verschillende soorten belastingstelsels, zoals progressief, proportioneel en degressief, voor de netto-inkomens met gebruikmaking van de termen gemiddeld belastingtarief, marginaal belastingtarief, aftrekposten (vóór belastingheffing) en heffingskortingen (ná belastingheffing)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Bruto- en nettoloon
  • In loondienst: loon/salaris = brutoloon = inkomen.
  • Inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen betalen over dit inkomen.
  • Aftrekposten zijn posten waarover je geen belasting belasting hoeft te betalen (zoals hypotheekrente, reiskosten werk, pensioenpremies en giften).
  • Loonheffing wordt maandelijks afgedragen aan de belastingdienst. Dit is een voorschot: wat je precies moet betalen wordt pas aan het eind van het jaar bekend als duidelijk is wat je precies hebt verdiend!
  • Inkomensheffing = te betalen belastingen & premies volksverzekeringen (jaarlijks)
  • Loon na inhouding inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen = nettoloon.
  • Heffingskorting: kortingen waardoor je minder belasting hoeft te betalen (afhankelijk van je inkomen zoals algemene heffingskorting en arbeidskorting).


Slide 10 - Tekstslide

Belastingschijven
We hebben 2 belastingschijven.

Voor 2022 gold:
Belastbaar inkomen
tot € 68.507 : 37,1 %
hoger dan € 68.507 : 49,5 %

Slide 11 - Tekstslide

Berekening inkomensheffing
(heffingsbedrag)
(inkomensheffing)
(aftrekposten)
(bruto inkomen uit arbeid)
(belastbaar inkomen)
(heffingskortingen)
(schijvensysteem)

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan jaarlijkse belastingaangifte
Stap 1: belastbaar inkomen = bruto inkomen (jaar) – aftrekposten

Stap 2: heffingsbedrag = belastbaar inkomen door schijvensysteem
Stap 3: inkomensheffing = heffingsbedrag - heffingskortingen
Stap 4: te betalen/ontvangen belasting = Inkomensheffing - loonheffing(en)


Slide 13 - Tekstslide

3.3 Evelien heeft een bruto jaarloon van € 42.000 en er is afgelopen jaar in totaal € 12.422 loonheffing op haar loon ingehouden. Zij heeft een hypotheekrenteaftrek van € 4.500. Haar algemene heffingskorting is € 1.700 en haar arbeidskorting is € 3.700. Maak gebruik van figuur 2.

a. Stap 1: Bereken het belastbaar inkomen van Evelien.
timer
2:00

Slide 14 - Open vraag

Stap 1: Belastbaar inkomen
Bruto inkomen € 42.000
Aftrekposten:
  • hypotheekrente         - € 4.500
Belastbaar inkomen = € 42.000 - € 4.500 = € 37.500

Slide 15 - Tekstslide

b. Stap 2 en 3: Bereken de inkomensheffing die zij moet betalen.
timer
2:00

Slide 16 - Open vraag

Stap 2 en 3: Inkomensheffing
Belastbaar inkomen € 37.500

Stap 2: schijvensysteem:
  • schijf 1 (t/m € 68.507) 37,1% x € 37.500 = € 13.912
  • schijf 2 (vanaf € 68.507) 49,5% x € 0 = € 0

Stap 3: heffingskortingen:
  • algemene heffingskorting = € 1.700
  • arbeidskorting = € 3.700

Inkomensheffing = € 13.912 - € 1.700 - € 3.700 = € 8.512

Slide 17 - Tekstslide

c. Stap 4: Bereken hoeveel zij moet betalen of terugkrijgt.
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Stap 4: Te betalen belasting
Inkomensheffing = € 8.512

Loonheffing = € 12.422

Te betalen/ontvangen belasting = € 8.512 - € 12.422 = - € 3.910

Zij krijgt dus € 3.910 terug!

Slide 19 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel
wordt gehanteerd in Nederland!

Slide 20 - Tekstslide

Progressief belastingstelsel
Draagkrachtbeginsel = progressief belastingstelsel
waardoor inkomensverschillen kleiner worden = nivellering!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Winstbelasting
  • Natuurlijke personen (zoals eenmanszaak en VoF) betalen inkomstenbelasting (IB) over de winst.
  • Rechtspersonen (zoals BV en NV) betalen vennootschapsbelasting (VpB) over de winst.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: 3.1 t/m 3.5 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 3.6 t/m 3.9 in je schrift

Slide 26 - Tekstslide