Les 2: Doorrekenen van onnauwkeurigheid

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
Je moet twee stoffen met elkaar mengen, daarvoor meet je van beide de massa. Beide metingen zijn onnauwkeurig. Hierdoor is de massa van het totaal ook onnauwkeurig.
Lees op pagina 4 van de handleiding hoe je de onnauwkeurigheid berekent bij het optellen of aftrekken van twee grootheden.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
Je moet twee stoffen met elkaar mengen, daarvoor meet je van beide de massa. Beide metingen zijn onnauwkeurig. Hierdoor is de massa van het totaal ook onnauwkeurig.
Lees op pagina 4 van de handleiding hoe je de onnauwkeurigheid berekent bij het optellen of aftrekken van twee grootheden.

Slide 1 - Tekstslide

m1 = 2,4 g ± 0,2 g
m2 = 3,6 g ± 0,3 g

Wat is de onnauwkeurigheid in de totale massa?
A
0,36 g
B
0,4 g
C
0,5 g

Slide 2 - Quizvraag

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
Voorbeeld 2. Je meet de totale massa van een zak zand 350g ± 5g. Daarna haal je er een gedeelte uit voor de buurman, 126 g ± 8g. Wat is de onnauwkeurigheid in het restant?

Slide 3 - Tekstslide

m_totaal = 350g ± 5g
m_verwijderd = 126 g ± 8g
Wat houd je over?
A
224 g ± 3 g
B
224 g ± 6 g
C
224 g ± 10 g
D
0,22 kg ± 0,01 kg

Slide 4 - Quizvraag

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
Bij het oplossen van een vaste stof in een vloeistof doe je twee metingen:
je meet de massa van de vaste stof en het volume van de vloeistof. Beide bevatten onnauwkeurigheden.

Slide 5 - Tekstslide

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
De concentratie is dus ook onnauwkeurig. Er geldt:
concentratie = m/V in gram/L.

Lees pagina 4 van de handleiding en bereken dan de concentratie en de onnauwkeurigheid daarin bij de volgende metingen.
m = 253 g ±  3 g, V= 763 mL ± 2 mL.

Slide 6 - Tekstslide

De concentratie is:
A
332 g/L ± 5 g/L
B
332 g/L ± 0,012 g/L
C
332 g/L ± 4,0 g/L
D
332 g/L ± 0,7 g/L

Slide 7 - Quizvraag

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
In het vorige voorbeeld heb je (hopelijk):
- het volume omgerekend naar L
- Eerst de relatieve onnauwkeurigheid uitgerekend in de massa (2/253) en in het volume (2/763).
- Daarna kwadratisch opgeteld en de wortel genomen (0,0121..)
-Als laatste vermenigvuldigd met de gemiddelde concentratie
d Concentratie = 4,02... g/L. We ronden af naar boven dus 5 g/L.

Slide 8 - Tekstslide

Welke grootheid is het meest onnauwkeurig gemeten?
m = 253 ± 3 g of V = 763 mL ± 2 mL
A
de massa want 3g > 3mL
B
het volume want 763 mL > 253 g
C
de massa want dm/m > dV/V
D
het volume want dm/m < dV/V

Slide 9 - Quizvraag

Doorrekenen van onnauwkeurigheid
Je wilt het vermogen van een apparaat berekenen. Je meet de spanning en stroomsterkte. U = 230 ± 5 V, I = 0,36 ± 0,04 A
Bereken het vermogen inclusief de onnauwkeurigheid

Slide 10 - Tekstslide

Het vermogen van het apparaat is:
A
83 W ± 0,2 W
B
83 W ± 5 W
C
83 W ± 10 W
D
83 W ± 25 W

Slide 11 - Quizvraag

Welke grootheid is het meest onnauwkeurig gemeten? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Open vraag