Oefentoets L2 3havo


Goedemiddag 3Hc!



Pak je laptop en log in voor deze LessonUp
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Goedemiddag 3Hc!



Pak je laptop en log in voor deze LessonUp

Slide 1 - Tekstslide



Programma:


Lezen 10 min.
LessonUp
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Nieuw Nederlands
 Meer dan Lezen - §3 en §4

Slide 3 - Tekstslide

Hoe noem je het standpunt en alle argumenten tezamen?

Slide 4 - Open vraag

Een feitelijk argument kun je controleren.
A
Deze stelling klopt niet
B
Deze stelling klopt

Slide 5 - Quizvraag

Er zijn twee soorten argumenten: Feitelijke en ... ?

Slide 6 - Open vraag

Benoem de argumentatiestructuur
van het blokjesschema:
.
van 
(Je kunt kiezen uit enkelvoudige, onderschikkende, nevenschikkende of een combinatie) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?

Slide 9 - Open vraag

Hoe zou je een
nevenschikkende argumentatie
ook kunnen noemen?
A
Enkelvoudige
B
Onderschikkende
C
Onder- & nevenschikkende
D
Meervoudige

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?
A
Enkelvoudige
B
Onderschikkende
C
Onder- & Neven schikkende
D
Meervoudige

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Welke argumentatiestructuur
zag je zojuist?
A
Enkelvoudige
B
Onderschikkende
C
Onder- & nevenschikkende
D
Meervoudige

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord kan een
standpunt aankondigen ?
A
Immers
B
Kortom
C
Want
D
Namelijk

Slide 17 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven vaak een tegenargument aan?
A
Ook, daarnaast, bovendien
B
Dus, daarom, kortom
C
Echter, daarentegen, maar
D
Namelijk, want, omdat

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel van een tegenargument?
A
Het versterken van een standpunt
B
Het ontkrachten van een standpunt
C
Het samenvatten van een betoog
D
Het benadrukken van de conclusie

Slide 19 - Quizvraag

Argumenten en tegenargumenten hebben dezelfde signaalwoorden.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 20 - Quizvraag

Als de schrijver aantoont dat een tegenargument niet klopt,
dan noemen we dat een ...

Slide 21 - Open vraag

Wat is een drogreden?
A
Een sterk onderbouwd argument
B
Een onjuist of misleidend argument
C
Een tegenargument zonder weerlegging
D
Een objectieve redenering

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk (tekst)verband horen de signaalwoorden: opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, om te ... ?
A
Doel-middelverband
B
Oorzakelijk verband
C
Concluderend verband
D
Samenvattend verband

Slide 23 - Quizvraag

Bij welk (tekst)verband horen de signaalwoorden: namelijk, dus, aangezien, omdat, derhalve?
A
Voorwaardelijk verband
B
Vergelijkend verband
C
Redengevend verband
D
Toelichtend verband

Slide 24 - Quizvraag

Gefeliciteerd!
De grote warme chocolademelkprijs is voor jou!

Slide 25 - Tekstslide

Oefenvragen
Zijn er nog vragen?

Slide 26 - Tekstslide

Oefentoets L3


H5 en H6 - Lezen

Slide 27 - Tekstslide