EKBE 2: constante en variabele kosten

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 2

Je heb kennis van:

• kostensoorten
• vaste en variabele kosten
• direct en indirecte kosten
• kostprijsberekeningen
•  break-evenpoint (berekening/ grafisch)
  

•  afschrijvingen en  berekenen
•  financieringsvormen/ rechtspersonen
• kengetallen, zoals het debiteurensaldo en de omloopsnelheid debiteuren
• diverse kengetallen, zoals het crediteurensaldo en inkopen op rekening

Noteer 3 voorbeelden van constante kosten

Indeling kosten

• Kosten categorieën,
  
• Constante of variabele kosten,
  
• Directe of indirecte kosten.
  
  

Wat is een goed voorbeeld van variabele kostenkosten?

1. Loonkosten productiemedewerker
2. Huurkosten gebouw
3. Grondstofkosten
4. Verzekeringskosten gebouw

Wat is een goed voorbeeld van constante kosten?

1. Grondstofkosten
2. Brandstofkosten
3. Verzekeringskosten
4. Materiaalkosten

Een hotel heeft een eigen minibus voor de hotelgasten. Daartoe hebben ze een chauffeur in dienst genomen. De loonkosten van deze chauffeur zijn:

1. constante kosten
2. variabele kosten
3. gemengde kosten

Integrale kostprijs =

1. Totale kosten / werkelijke productie
2. Totale kosten/ normale productie
3. Constante kosten/ normale productie + variabele kosten/ werkelijke productie
4. Constante kosten/ begrootte productie + variabele kosten/ werkelijke productie

Megan heeft €4,- aan variabele kosten pp. en € 2,- aan constante kosten pp.
De winst is € 1,50 pp.
Wat is haar integrale kostprijs?

1. € 2,-
2. € 4,-
3. € 6,-
4. € 7,50

De commerciële kostprijs is € 240,-
De winstopslag is 40% van de kostprijs.
Wat is de verkoopprijs?

1. € 96,-
2. € 140,-
3. € 336,-
4. € 400,-

De grondstoffen die je nodig hebt om je producten te maken zijn

1. vaste kosten
2. variabele kosten

Progressief variabele kosten:

1. kosten die evenredig met de omzet stijgen of dalen
2. kosten die minder dan evenredig toenemen bij een stijgende omzet
3. kosten die meer dan evenredig toenemen als de omzet stijgt

Proportioneel variabele kosten:

1. kosten die evenredig met de omzet stijgen of dalen
2. kosten die meer dan evenredig toenemen als de omzet stijgt
3. kosten die minder dan evenredig toenemen bij een stijgende omzet

Welke onderdeel neem je niet mee in de berekening van de fabricagekostprijs?

1. Grondstofkosten
2. Huurkosten kantoor
3. Arbeidsuren productiemedewerker
4. Machinekosten

Tim heeft € 500 aan variabele kosten en € 1.000 aan constante kosten.
De normale productie is 500 stuks en de werkelijke productie is 400.
Bereken de integrale kostprijs

1. € 3,00
2. € 3,25
3. € 3,50
4. € 3,75

Mark heeft € 5,- aan constante productiekosten per product en € 10 aan variabele productiekosten per product.
Daarnaast heeft hij nog € 5,- aan variabele verkoopkosten.
Bereken de integrale commerciële kostprijs

1. € 5,-
2. € 10,-
3. € 15
4. € 20,-

Normale productie en afzet 15.000 stuks
Begrote productie en afzet 14.000 stuks
Constante fabricagekosten € 120.000,-
Variabele fabricagekosten € 168.000,-
Het bezettingsresultaat is:

1. € 8.000,- positief
2. € 8.000,- negatief
3. € 11.200,- positief
4. € 11.200,- negatief

Garage Knoops bv koopt banden in bij een fabrikant.
Een afname van 200 tegels kost € 30.000,-,
Een afname van 300 tegels kost € 42.000,-.
Welk verloop hebben bovenstaande kosten?

1. Proportioneel variabel
2. Degressief variabel
3. Progressief variabel
4. Constant

Over welk onderwerp zou je nog wat willen weten?