Het stroomgebied van de Rijn BB

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bovenloop van een rivier

In de bovenloop van de Rijn:

- Hoge stroomsnelheid

- eel erosie

- Diepe V-dalen

Hoge stroomsnelheid bovenloop > opwekken hydro-elektriciteit

Te lage stroming > Stuwdammen met hogedrukcentrale

Benedenloop

B122 Breedte-erosie

- Lage stroomsnelheid

- breed en vlak dal

- meanders

Stroomsnelheid meanders:

- Hoger in de buitenbocht: 

breedte-erosie

- Lager in de binnenbocht: 

sedimentatie

> Als de rivier de bocht afsnijdt: 

hoefijzermeer

B122 Breedte-erosie

Door de lage stroomsnelheid in het laagland bezinken de door een rivier meegevoerde zand- en kleideeltjes. = sediment

Twee manieren waarop een rivier in zee uitmondt:

- Delta

1 Door opgehoopte sediment raakt de monding verstopt

2 De rivier zoekt steeds nieuwe uitgangen naar zee

3 Stelsel van vertakte rivierlopen

- Estuarium (trechtermond)

1 Door sterke eb- en vloedstromen schuurt de riviermonding uit

2 Sedimentatie vindt door de sterke stromingen niet plaats

3 De riviermonding is breed en krijgt de vorm van een trechter

Delta

Estuarium

Rivier = natuurlijke waterloop die water afvoert uit een gebied.

> Regenrivier = afhankelijk van regenwater

> Gletsjerrivier = afhankelijk smeltwater gletsjers

> Gemengde rivier = regenwater en smeltwater

Stroomstelsel = alle waterlopen samen

Stroomgebied = het hele gebied dat afwatert op de hoofdrivier

Waterscheiding = grens tussen twee stroomgebieden

B94 Rivieren

Verval: hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier

Verhang: het verval per km. 

B95 Verval en verhang

B96 Debiet en regiem

Het dwarsprofiel laat zien hoe diep en breed de rivier is. 

In de zomer is waterpeil lager > verdamping

Wadi = rivier die deel van het jaar droogvalt. 

Regiem = schommelingen in de  waterafvoer

Vertragingstijd = de tijd tussen neerslag en stijging waterpeil stroomafwaarts. > korter in de winter door minder vegetatie