Les 1 Stijl en theorie formuleren

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  1. Periode 2 intro
  2. Theorie en oefen met hst 10 'Stijl' + jullie vragen?

OP TAFEL: ZAKKIE + papier(map) en pen, laptop (login)

Slide 2 - Tekstslide

Periode 2
Hoofdstuk 10 t/m 14 communicatie KERN
Stijl en formuleren
Hoofdstuk 8 t/m 10 literatuur KERN
Keuze literair werk, opdracht in toets

NUMO - (45 minuten) - check op vrijdag 

Schooltaalwoorden LessonUp-lessen eventueel

Slide 3 - Tekstslide

Stijl

Slide 4 - Tekstslide

Stijl

Slide 5 - Tekstslide

Waar denk je dat 'Stijl' in teksten over gaat?

Slide 6 - Woordweb

Stijl

Slide 7 - Tekstslide

Statisch/dynamisch werkwoord?
Een statief of statisch werkwoord beschrijft met betrekking tot het onderwerp iets onveranderlijks of permanents; met name een toestand, vorm van bestaan of eigenschap (zijn, schijnen, lijken etc)


Een dynamisch werkwoord (zoals rennen, rijden, groeien, gooien) wordt voornamelijk gebruikt om een ​​actie, proces of gevoel aan te geven.


Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Statief_werkwoord en https://nl.peopleperproject.com/posts/23000-definition-and-examples-of-dynamic-verbs#:~:text=Een%20dynamisch%20werkwoord%20%28zoals%20rennen%2C%20rijden%2C%20groeien%2C%20gooien%29,gebruikt%20om%20een%20%E2%80%8B%E2%80%8Bstaat%20of%20situatie%20te%20beschrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Waar komt het woord Stijl vandaan?

Slide 9 - Open vraag

Stel je schrijft een sollicitatiebrief;
welke stijl op woord-, zin- en tekstniveau kies je?

Slide 10 - Open vraag

Stel je schrijft een liefdesbrief; stijl op woord-, zin- en tekstniveau?

Slide 11 - Open vraag

Stel je schrijft een nieuwsbrief; stijl op woord-, zin- en tekstniveau?

Slide 12 - Open vraag

Je beste vriend is net getrouwd. Je stuurt hem een kaart een week na het huwelijk om hem te feliciteren en bedanken. Schrijf de tekst, minimaal 40 woorden.

Slide 13 - Open vraag

Je baas is net getrouwd. Je stuurt hem een kaart een week na het huwelijk om hem te feliciteren en bedanken. Schrijf de tekst, minimaal 40 woorden.

Slide 14 - Open vraag

Volgende keer
Verder in KERN - intro hst 11 t/m 14 

Vergeet NUMO niet - elke week 45 minuten

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Agenda - theorieles
  1. Check hst 10 stijl
  2. Aantekeningen/theorie
  3. Opdracht 
  4. Volgende keer

OP TAFEL: pen en papier, laptop (log in)

Slide 17 - Tekstslide

Stijl - tekst/zin/woord

Slide 18 - Tekstslide

Stijl

Slide 19 - Tekstslide

Beschrijf kort je gevoel over de verkiezingen.
Woordniveau: bijvoeglijke naamwoorden, statische werkwoorden.
Zinsniveau: gebruik een bijzin en een beeldspraak.

Slide 20 - Open vraag

Lesdoel komende lessen
  • Ik kan van vier formuleerstijlen (hst 11 tm 14) kenmerken noemen
  • begrijpelijk hst 11
  • nauwkeurig hst 12
  • bondig hst 13
  • aantrekkelijk hst 14 

Schiet op jongens
Schiet op, jongens

Slide 21 - Tekstslide

Hst 11 t/m 14
begrijpelijk             duidelijk                                              nauwkeurig            precies


               understandable                                                                          on point



                         bondig            (ver)kort                                    aantrekkelijk           pakkend


                                       to the point                                                    attractive, exciting

Slide 22 - Tekstslide

Hulp?
Hand omhoog en ik kom langs

Klaar?
Hand omhoog en ik check

Opdracht 
Welke kenmerken horen bij welke formuleerstijl? Check de lijst op het werkblad en verdeel.
Gebruik hst 11 t/m 14 van je theorieboek 
timer
8:00

Slide 23 - Tekstslide

Hulp?
Bord



Succes!

Opdracht 
Welk kenmerk hoort bij welke formuleerstijl? Noteer met rode pen de juiste nummers én schrijf mee met de aantekeningen. 

Slide 24 - Tekstslide

Begrijpelijk formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
1. Zinslengte aanpassen

10. Kern bij elkaar & geen tangconstructie










13. Actieve vorm 


15. Naamwoordstijl vermijden


17. Geen lastige/lange woorden


10-15 woorden

Niet: om te voorkomen dat mensen zich somber voelen, krijgen ze lichttherapie
Maar: Mensen krijgen lichttherapie om...

Sommige mensen durven een jurk
nadat ze die hebben gedragen naar een leuk feestje, niet terug te sturen, nadat ze die...


De kok bakt brood (het brood wordt gebakken door de kok)

Niet: Het duiken naar oesters is lastig. Maar: Duiken naar oesters is lastig.

Slide 25 - Tekstslide

Nauwkeurig formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
2. Geen lege woorden/beperking




8. Geen homoniemen zonder context

9. Juiste verwijzing 




11. Komma op de juiste plek


12. Vragen van de lezer beantwoorden


Ik heb heel vaak gewonnen
ik heb drie keer gewonnen
Over het algemeen ben ik blij op school

Er staat een bank op de hoek


De kok vertelde de ober dat hij ontslagen was, omdat hij steeds te laat kwam opdagen.


Schiet op jongens!
Schiet op, jongens!

Wie/wat/waar/waarom/wanneer/hoe?

Slide 26 - Tekstslide

Bondig formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
5. Tautologie & pleonasme vermijden



6 & 16 - zo min mogelijk bijwoorden/bijvoeglijke naamwoorden


7. Zo min mogelijk hulpwerkwoorden

Het was gratis en voor niets -> het was gratis / het koste niks + ronde cirkel


De oude, grijze, vriendelijke vrouw had heel veel moeite met de storm -> De oude vrouw had moeite met de storm

Als je een abonnement zou nemen, zou je veel geld kunnen besparen -> Als je een abonnement neemt, bespaar je veel geld 


Slide 27 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
3. Creatieve woordkeuze



4. Neologisme/archaïsmen zo min mogelijk gebruiken

14. Beeldspraak/stijlfiguren






18. Persoonlijk taalgebruik
Synoniemen, beeldspraak, metaforen


thans/tiktokken


Maak gebruik van voorbeelden/vergelijkingen
/stijlfiguren
Bij ons op school smaakt koffie als rioolwater - Het duurde een eeuw voordat ze er was 

Schrijf vanuit jezelf 


Slide 28 - Tekstslide

Checkvragen
Begrijpelijk = hand omhoog 

Bondig = wijsvinger in de lucht 

Nauwkeurig = duim in de lucht 

Aantrekkelijk = twee handen in de lucht 



Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Volgende les

Verder met aantekeningen theorie + uitleg schrijfopdracht


Iedereen een boek kiezen en begonnen met lezen?

Slide 31 - Tekstslide