Final recap chapter 2

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

We use the present perfect to say that something has...
A
started in the present
B
started in the past and has an effect on the present
C
started and ended in the past
D
will start in the future

Slide 4 - Quizvraag

How do you form the present perfect?
A
have/has + hele werkwoord
B
will + hele werkwoord
C
was/were + hele werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord

Slide 5 - Quizvraag

Which one is the present perfect?
A
I have decided
B
I had decided
C
He had decided
D
I was deciding

Slide 6 - Quizvraag

He ____ (to live) in Rotterdam since 2008.

Slide 7 - Open vraag

She _______ (to break) his leg so now she can't play soccer.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Can, could, to be able to, to be allowed to
Can/could                              om aan te geven dat of  iets mag of kan.
Can/can't
- Kunnen/mogen
- je kunt deze alleen gebruiken in de present simple
          Can you open this jar?

Could/couldn't
- zou kunnen
- verleden tijd van can
- beleefd vragen om hulp of toestemming
- je kunt deze alleen gebruiken in de present simple of past simple
           You could have said something. 
           Could you open the window for me please?

Slide 12 - Tekstslide

have/has to & should

Slide 13 - Tekstslide

should, have/has to

should
have/has to


Maar, welke gebruik je dan wanneer? 
(zou) moeten (advies)
moeten

Slide 14 - Tekstslide

Should
Je gebruikt "should" om advies te geven, of om aan te geven dat iets (eigenlijk) zou moeten. 

Je vindt zelf dat iets zou moeten.

We should ask Billy if he wants to come.
You should drink more water.


Slide 15 - Tekstslide

Have/has to
Om aan te geven dat iets noodzakelijk is gebruik je have to of must. Wordt vaak gebruikt bij bevelen, regels of wetten. 


- Have/has to geeft vooral aan dat iets noodzakelijk is. 
                I have to leave now, or I'll miss my train.
                We have to make sure that our phones are in our lockers.


               

Slide 16 - Tekstslide

Samengevat:
1. Moet iets of is iets noodzakelijk?
- have/has to                     vooral wanneer het noodzakelijk is vanwege bijvoorbeeld regels en wetten.


2. Om advies te geven
- Should

Slide 17 - Tekstslide

Spelling
Zowel bij have/has to en should komt er een heel werkwoord achteraan.

Have/has to + hele werkwoord  (You have to do the dishes)
Should + hele werkwoord (They should help him move)

Ontkennende zin
Als je een zin ontkennend wilt maken met "not", let dan op het volgende:
Shouldn't (should not)                                                zou niet moeten
Don't/doesn't                                               niet hoeven
         Example: You don't have to tell me!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Instruction
  • What - Do the practice exercises on the grammar of chapter 2
  • How - Individually and in silence
  • Help - Raise your hand
  • Time - 12 minutes
  • Done - Study for your test!
timer
12:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide