Het Historisch Referentiekader: Begrijpen en Toepassen

Het Historisch Referentiekader: Begrijpen en Toepassen

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je het historisch referentiekader begrijpen en toepassen.

Wat weet je al over het historisch referentiekader?

Slide 1: Wat is het historisch referentiekader?

Het historisch referentiekader is een manier om gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen uit het verleden te begrijpen en te analyseren.

Slide 2: Elementen van het historisch referentiekader

Het historisch referentiekader bestaat uit verschillende elementen, zoals tijd, ruimte, maatschappij, politiek, economie en cultuur.

Slide 3: Tijd

Tijd verwijst naar de periode waarin een gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Het kan worden onderverdeeld in eeuwen, decennia, jaren, maanden, weken, dagen en zelfs uren.

Slide 4: Ruimte

Ruimte verwijst naar de locatie waar een gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Het kan lokaal, regionaal, nationaal of zelfs internationaal zijn.

Slide 5: Maatschappij, politiek en economie

Maatschappij, politiek en economie verwijzen naar de sociale structuren, machtsverhoudingen en economische systemen van een bepaalde tijd en plaats.

Slide 6: Cultuur

Cultuur omvat de waarden, normen, tradities, kunst en wetenschap van een samenleving. Het beïnvloedt de manier waarop mensen denken, handelen en communiceren.

Slide 7: Oefening: Analyse van een historische gebeurtenis

Analyseer een historische gebeurtenis naar keuze met behulp van het historisch referentiekader. Identificeer de elementen van tijd, ruimte, maatschappij, politiek, economie en cultuur.

Slide 8: Samenvatting

Het historisch referentiekader is een waardevol hulpmiddel om gebeurtenissen uit het verleden te begrijpen en te analyseren. Het bestaat uit elementen zoals tijd, ruimte, maatschappij, politiek, economie en cultuur.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.