Toets H14 NOVA vmbo kader klas 4

Toets H14 NOVA vmbo kader klas 4
Kracht
en
Beweging
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets H14 NOVA vmbo kader klas 4
Kracht
en
Beweging

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bepaal de snelheid (in km/h)
tussen t = 0 en t = 20 s.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef van A, B, C en D wat voor een soort beweging de fietser maakt: versneld, vertraagd of constant.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een (v,t)-diagram en een (s,t)-diagram?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast staat een s,t-diagram. Wanneer reden de fietsers van de heuvel af en wanneer hebben de fietsers pauze gehouden, leg uit.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Thijs fietst 7 m/s. Hoeveel km/h is dat?
Schrijf je berekening op!

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bent wereldkampioen en rent 200m in 20,73 s. Wat is je snelheid in km/h?

Slide 7 - Open vraag

s = 200m
t = 20,73s
v = s / t
v = 200 / 20,73
v = 9,65 m/s = 34,7 km/h

Een auto en een motor staan voor een verkeerslicht.
De massa van de auto is 1200 kg, de massa van de motor is 300 kg (inclusief de bestuurders).
De auto en de motor rijden weg als het verkeerslicht op groen springt.
Op beide werkt een nettokracht van 1200 N.
Uiteindelijk rijden motor en auto met een snelheid van 50 km/h door de bebouwde kom.

Op welk voertuig is de luchtwrijving het grootst? Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een frontale botsing (met de voorkant) kan gebeuren als een auto achterop een stilstaande file rijdt. Een auto rijdt met een snelheid van 130 km/h over de snelweg A28 van Hoogeveen naar Zwolle.
De bestuurder rijdt op een file af.
De bestuurder reageert snel en begint al na 0,25 s met remmen.
Bereken de reactieafstand.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Willems kleine zusje gaat op de slee zitten. 
Hij trekt de slee met dezelfde snelheid voort als voorheen.
Geef aan wat er met de grootheden in de eerste kolom gebeurt, als Willems zusje op de slee gaat zitten.
Sleep de woorden op de juiste plaats.

De wrijvingskracht wordt

De kracht die Willem uitoefent wordt

Nettokracht wordt
blijft gelijk
kleiner
groter
kleiner
groter

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een frontale botsing (met de voorkant) kan gebeuren als een auto achterop een stilstaande file rijdt.
Een auto rijdt met een snelheid van 130 km/h over de snelweg A28 van Hoogeveen naar Zwolle.
Reken de snelheid om naar m/s.

A
34,1 m/s
B
35,1 m/s
C
36,1 m/s
D
37,1 m/s

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In afbeelding 1 is het (s,t)-diagram
getekend van een fietser.
Wat voor soort beweging maakt
de fietser tussen t = 20 s en t = 80 s?
A
beweging met constante snelheid
B
eenparig versnelde beweging
C
eenparig vertraagde beweging

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk (v,t)-diagram past het best
bij het (s,t)-diagram van afbeelding 1?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Willem trekt een slee met een massa van 10 kg.
De wrijvingskracht is constant en bedraagt 4,0 N.
Willem oefent een kracht F uit op de slee.
Zie afbeelding 3.
Hoe groot is de kracht die Willem uitoefent, als de slee versnelt?


A
De kracht is groter dan 4,0 N.
B
De kracht is gelijk aan 4,0 N.
C
De kracht is kleiner dan 4,0 N.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is de kracht die Willem uitoefent,
als de slee een constante snelheid heeft?



A
De kracht is groter dan 4,0 N.
B
De kracht is gelijk aan 4,0 N.
C
De kracht is kleiner dan 4,0 N.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een auto en een motor staan voor een verkeerslicht.
De massa van de auto is 1200 kg, de massa van de motor is 300 kg (inclusief de bestuurders).
De auto en de motor rijden weg als het verkeerslicht op groen springt.
Op beide werkt een nettokracht van 1200 N.
Vergelijk de traagheid van beide voertuigen tijdens het optrekken.
De traagheid van de auto is
A
groter dan de traagheid van de motor.
B
kleiner dan de traagheid van de motor.
C
net zo groot als de traagheid van de motor.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een auto en een motor staan voor een verkeerslicht.
De massa van de auto is 1200 kg, de massa van de motor is 300 kg (inclusief de bestuurders).
De auto en de motor rijden weg als het verkeerslicht op groen springt.
Op beide werkt een nettokracht van 1200 N.
Vergelijk de traagheid van beide voertuigen tijdens het optrekken.
De versnelling van de auto is
A
groter dan de versnelling van de motor.
B
kleiner dan de versnelling van de motor.
C
net zo groot als de versnelling van de motor.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stopafstand wordt kleiner als de remkracht groter is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reactieafstand is 25,8 m en de remweg is 36,8 m.
Hoe groot is de stopafstand?
A
11 meter
B
25,8 meter
C
36,8 meter
D
62,6 meter

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de invloed van de kreukelzone op de remweg?
A
De remweg wordt langer
B
De remweg wordt korter
C
De remweg blijft hetzelfde

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk veiligheidsonderdeel in een auto is de harde buitenkant van een helm te vergelijken?
A
De kooiconstructie
B
De bumper
C
De kreukelzone
D
Het dashboard

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stopafstand = ?
A
reactietijd + remtijd
B
reactieafstand + remweg
C
remweg - reactieafstand
D
reactieafstand - remweg

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies