Opdrachten 3 vwo

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

3 vwo

- Pak pen en papier, je hoeft nog niet per se in te loggen in LessonUp.

- Probeer 15 woorden te vinden die te maken hebben met leesvaardigheid in de woordzoeker die dadelijk in beeld komt.

- Na 5 minuten, krijg je 2 minuten om je gevonden
woorden in LessonUp in te vullen. Noteer achter
elk woord ook de betekenis. Elk woord is een
punt en elke juiste betekenis is een punt.

Noteer de gevonden
woorden met betekenissen.

Functiewoorden: Geven de functie (het doel) van een stukje tekst weer. Deze woorden staan niet letterlijk in de tekst en moet je dus zelf afleiden/concluderen. 
- bewijs
- constatering
- gevolgen
- nuancering

- ontkenning

- oorzaak

- opsomming

- theorie

- toelichting  

Vaste structuren: Een tekst is volgens een vooraf bepaalde indeling opgebouwd.

- Voor- en nadelenstructuur

- Verschijnsel- en verklaringstructuur

- Verschijnsel- en besprekingstructuur  

Van welke tekststructuur is sprake in het volgende geval?

Inleiding: verschijnsel benoemen
Middenstuk: verschillende kanten van het verschijnsel
Slot: een samenvatting

1. voor- en nadelenstructuur
2. verschijnsel- en verklaringstructuur
3. verschijnsel- en besprekingstructuur

Wat voor functie heeft een alinea als er een algemene beschrijving gegeven wordt waarmee hij een bepaald feit of verschijnsel verklaart of voorspelt?

1. nuancering
2. theorie
3. toelichting
4. oorzaak

Wat voor functie heeft een alinea als er iets wordt vastgesteld of opgemerkt wordt?

1. nuancering
2. constatering
3. toelichting
4. oorzaak

Wat voor functie heeft een alinea als er beschreven wordt waardoor iets is ontstaan?

1. nuancering
2. gevolgen
3. toelichting
4. oorzaak

Van welk verband is sprake in de volgende zin?

Hij gaat zaterdag naar zijn broer toe.

1. chronologisch
2. tegenstelling
3. redengevend
4. oorzaak-gevolg

Van welk verband is sprake in de volgende zin?

Doordat de brug kapot is, rijden er geen auto's over de A77.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. redengevend
4. oorzaak-gevolg

Van welk verband is sprake in de volgende zin?

Ik houd van alle soorten drop, zoals zoute drop.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. oorzaak-gevolg

Welk signaalwoord hoort bij
een opsommend verband?

1. daarna
2. echter
3. doordat
4. daarnaast

Welk 6 tekstdoelen zijn er?

Wat is het onderwerp van een tekst?

Wat is de kernzin van een alinea?

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Lees tekst 1

Wat voor een soort tekst is tekst 1?

1. een advertentie
2. een ingezonden brief
3. een instructie
4. een krantenbericht

Noteer welke woorden moeten staan bij de nummers 1 tot en met 4 in
alinea 2 en 5.

In welke alinea's staat
een mening?

Vind je het bij deze tekstsoort passen dat
er een mening gegeven wordt?
Leg je antwoord uit.

Lees tekst 2

Wat is het onderwerp
van deze tekst?

Wat is het doel van
deze tekst?

In alinea 1 lees je een algemene uitspraak die wordt toegelicht
met een aantal voorbeelden. Noteer de algemene uitspraak
en noteer daaronder de voorbeelden.

Aan welk signaalwoord zie je dat er
sprake is van een uitspraak-tegenstelling
in alinea 4?

Noteer de twee mededelingen die
de tegenstelling vormen in alinea 4.

Welk signaalwoord voor een
uitspraak-opsomming staat er
in alinea 9?

Lees tekst 3

Wat is het onderwerp
van de tekst?

Wat is het doel van de tekst?

De tekst bestaat uit vier delen.
Hoe zijn de delen na de inleiding
geordend?

1. in volgorde van belangrijkheid
2. in volgorde van handelen
3. in volgorde van tijd
4. in willekeurige volgorde

Voor welk publiek is de
tekst bedoeld?

Welk verband zie je in de volgende zin
uit alinea 1? "Daarnaast heb je winkeliers
die bestellingen niet opsturen."

Alinea 2 noemt drie factoren die
belangrijk zijn bij het webwinkelen.
1. Noteer die factoren onder elkaar.
2. Noteer achter elke factor in welke alinea('s) die wordt uitgewerkt.