In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Goodmorning!
Slide 1 - Tekstslide
Unit 3 - Lesson 1
Slide 2 - Tekstslide
3.1: "Pets as therapy"
Slide 3 - Tekstslide
Homework!
TL: opdr. 3-9
Slide 4 - Tekstslide
Grammar!
- may/might
- past continuous
Slide 5 - Tekstslide
May/Might
May en might worden beiden gebruikt om aan te geven dat iets misschien zou kunnen gebeuren. De kans is klein bij het gebruik van may, nog kleiner bij might.
It may snow tonight. - kleine kans
I might win the lottery. - heeele kleine kans
Slide 6 - Tekstslide
May
1- mogelijkheid
2- toestemming vragen
- I've lost my bag. Do you think you may have left it in the bus?
- May I ask you something?
Might
1- mogelijkheid (minder waarschijnlijk)
- Are you going on a holiday? I haven't decided yet. We might go to Italy.
Slide 7 - Tekstslide
May / might
Read the following sentences. Fill in. Use may or might.
Slide 8 - Tekstslide
Je legt uit dat Iron Man waarschijnlijk jouw favoriete superheld is; Iron Man ...... be my favourite superhero because he has a cool robotic suit.
Slide 9 - Open vraag
Je vertelt dat je heel misschien het eerste uur naar school zal komen om te leren; I ......... have come to school during the first hour to study for my maths test.
Slide 10 - Open vraag
Je zegt dat je heel misschien kaartjes kunt krijgen voor een concert; I am telling you, I ….. be able to get tickets to that Justin Bieber concert.
Slide 11 - Open vraag
Guys, I …… be able to meet you on Saturday.
Slide 12 - Open vraag
Past Continuous
Slide 13 - Tekstslide
Past Continuous
Slide 14 - Tekstslide
Class 3TL ______ to the teacher.
A
was listening
B
were listening
Slide 15 - Quizvraag
Kyra and Renate ____ in their notebooks.
A
was writing
B
were writing
Slide 16 - Quizvraag
The teacher _____ to the class.
A
was talking
B
were talking
Slide 17 - Quizvraag
Vul in (gebruik de past continuous) I ........ (to dance) when you called me.
A
dance
B
danced
C
was dancing
D
were dancing
Slide 18 - Quizvraag
She ...... (to sleep) when you came home last night
A
was sleeping
B
sleep
C
sleeping
D
were sleeping
Slide 19 - Quizvraag
They ....... (to wait) for us when we got off the plane.
A
waited
B
were waiting
C
was waiting
D
will wait
Slide 20 - Quizvraag
Maak de zin ontkennend: James was baking a cake.
Slide 21 - Open vraag
Maak de zin vragend: Denise and Julie were eating dinner.