In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.
timer
1:30
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Hoofdzinnen - bijzinnen
Nevenschikkende (bij)zinnen
Onderschikkende (bij)zinnen
Voegwoorden
Foutieve samentrekkingen
Doel
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdzinnen - bijzinnen
Hoofdzinnen zijn zelfstandige zinnen, bijzinnen zijn afhankelijke zinnen.
Een duidelijk verschil tussen hoofd- en bijzinnen is de woordvolgorde: in hoofdzinnen staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats, in bijzinnen staat de persoonsvorm meestal verder naar achteren:
Slide 4 - Tekstslide
Samengestelde zin
In een ENKELVOUDIGE zin staat 1 persoonsvorm
Een zin met meerdere persoonsvormen noemen we een SAMENGESTELDE ZIN
Een samengestelde zin kunnen op 2 manieren zijn samengevoegd:
NEVENSCHIKKING OF ONDERSCHIKKING
Slide 5 - Tekstslide
NEVENSCHIKKING
Twee of meer hoofdzinnen, elke hoofdzin is even belangrijk.
3 kenmerken van een hoofdzin:
de woordvolgorde is die van een enkelvoudige zin (onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar)
de pv staat op de eerste of tweede plaats in de zin
een NEVENSCHIKKEND VOEGWOORD verbind de zinnen:
en, maar, want, of
Slide 6 - Tekstslide
Elke zin apart ontleden
Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken
Slide 7 - Tekstslide
ONDERSCHIKKING
De onderschikkende samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.
een onderschikkende zin heeft 3 kenmerken:
onderwerp en pv zijn van elkaar gescheiden of je kunt ze scheiden
de pv staat op de laatste of 1 na laatste plaats
de bijzin is een zinsdeel van de hele zin.
De bijzin kun je meestal door een woord of een woordgroep vervangen. Het ONDERSCHIKKENDE VOEGWOORD (dat, als, terwijl, omdat, zodat) staat aan het begin van de bijzin, maar je benoemt het niet.
Slide 8 - Tekstslide
BIJZINNEN
Twee soorten bijzinnen:
Lijdensvoorwerpszin of bijwoordelijke bijzin
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Kun je de zinnen ontleden?
Je gaat nu oefenen bij het ontleden van de samengestelde zinnen.
Je maakt de volgende opdrachten van hoofdstuk 1.4
4,6,7, 10 en 11
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Inversie
Inversie betekent omkeren.
onjuiste inversie = verkeerd omkeren
...van de persoonsvorm en het onderwerp van een zin.
Slide 13 - Tekstslide
Inversie
Inversie, dus omdraaien van de pv en het ow, mag alleen als:
De zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp: Door de slager wordt (pv) de koe (ow) geslacht.
De zin een vraagzin is: Gaan (pv) we (ow) morgen weer naar school?
De zin begint met een bijzin: Toen ik ziek was (bijzin), heb (pv) ik (ow) me kapot verveeld in bed.
Slide 14 - Tekstslide
Foutieve inversie
Als twee hoofdzinnen aan elkaar gekoppeld zijn met 'en', 'want' of 'maar' en in de tweede hoofdzin foutieve inversie wordt toegepast, spreken we van de tantebetjestijl.
Het regende de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen.
Vrijdagmiddag zijn we naar de stad geweest en gingen we pas in het donker met de bus naar huis.
Slide 15 - Tekstslide
Foutieve inversie verbeteren
Zinnen met foutieve inversie verbeter je door persoonsvorm en onderwerp om te draaien of door een zindeel voor persoonsvorm te zetten.
Het regende de hele middag en we hebben dus niets kunnen doen. Het regende de hele middag en dus hebben we niets kunnen doen.
Vrijdagmiddag zijn we naar de stad geweest en we gingen pas in het donker met de bus naar huis.
Vrijdagmiddag zijn we naar de stad geweest en pas in het donker gingen we met de bus naar huis.