Herhaling 1.4 en 1.5

Herhaling 1.4 en 1.5
- Je doet serieus mee.
- Je maakt aantekeningen. 
- Je bent stil tijdens de vragen. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling 1.4 en 1.5
- Je doet serieus mee.
- Je maakt aantekeningen. 
- Je bent stil tijdens de vragen. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 1.4
De sedimenten van de Rijn, Maas en andere rivieren vormen de ondergrond van Nederland. In oostelijk Nederland, dat hoger ligt dan westelijk Nederland, zie je vooral zand en grind

Zo'n 200.000 jaar geleden was de noordelijke helft van Nederland bedekt met landijs. Dit heeft er voor gezorgd dat de sedimenten zijn gaan schuiven en dat er heuvels in het landschap zijn blijven liggen. Die noem je stuwwallen. Hier werden ook zwerfstenen in mee vervoerd. 

De eerste bewoners van Nederland gingen om één reden in Hoog-Nederland wonen. Daar kwamen zij twee problemen tegen, namelijk zand en bos. Met behulp van de schapen loste zij dit op. 

Slide 2 - Tekstslide

Welk deel van Nederland werd bedekt met landijs?
A
Noord
B
West
C
Oost
D
Zuid

Slide 3 - Quizvraag

Leg uit wat landijs met stuwwallen en zwerfstenen te maken heeft.

Slide 4 - Open vraag

Tegen welke problemen liepen de eerste bewoners van Hoog-Nederland aan.
A
Kleigrond en zandgrond.
B
Wateroverlast en zandgrond.
C
Zandgrond en bos.
D
Wateroverlast en bos.

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling 1.5
Het westelijk deel van Nederland is vaak overstroomd, omdat .. . Door de zee ontstonden er stranden en duinen. Af en toe sloeg de gat een zee in de duinen, waardoor er een kleine waddenzee ontstond. Er ontstonden dikke lagen klei wanneer het water wegging. Daarnaast ontstonden er stukken moeras waar dode plantenresten zich ophoopte. Omdat hier geen zuurstof bij kon, ontstond er veen.
Als oplossing tegen de overstromingen, bouwden de eerste bewoners heuvels van mest, klei en afval. Dit noem je een terp. Deze terpbewoners besloten om de delen die nog steeds onder water liepen, te beschermen door dijken te bouwen. Voor de dijken legde de zee vruchtbare klei neer, waardoor de bewoners steeds meer land kregen om op te wonen. 
De waterstand regelde de bewoners eerst met molens en daarna met  pompen.
Zo'n gebied met dijken eromheen en waar de waterstand wordt geregeld, noem je polders.

Slide 6 - Tekstslide

Overgang naar dorpsterp
Huisterp
Huisterp op vlakke grond
Dorpsterp

Slide 7 - Sleepvraag

Leg uit wat een terp is en zoek een foto van een terp.

Slide 8 - Open vraag

Waarom zijn veel polders geschikt voor de landbouwgrond?

Slide 9 - Open vraag

In wat voor een gebied ontstaat veen?
A
Zandgrond
B
Kleigrond
C
Moeras
D
Zoutvlakte

Slide 10 - Quizvraag

Maken oefenopgaven
Op bladzijde 26 en 27 van je werkboek. 

Slide 11 - Tekstslide