Rekenen NU PW/OA 11.3

Hoofdstuk 11 - Verhoudingen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 11 - Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Mededelingen OA2
 Gebruik REKENMACHINE toegestaan!

Route n.a.v. instaptoets; wie verwacht ik bij de extra rekenlessen de komende tijd?
85% of hoger = zelfstandig werken tijdens de les aan paragraaf 6 en de examenopdrachten
60% of hoger = zelfstandig werken tijdens de les aan paragraaf 1 t/m 6
Minder dan 60% = uitleg volgen en paragraaf 1 t/m 6 maken.
Minder dan 40% = uitleg volgen, paragraaf 1 t/m 6 maken en de 'rekenen-niveau' - les volgen!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode? Cijfer toets H9 + opdrachten H9 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 9.1 t/m 9.6 = 1 punt extra
  • Min 85% op instaptoets = alleen 9.6 +  examenopdrachten maken.

Slide 2 - Tekstslide

Mededelingen PW2
Planning Rekenen - zie TEAMS - bestanden!                              Gebruik REKENMACHINE toegestaan!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode? 

Cijfer toets H11 + opdrachten H11 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 11.1 t/m 11.6 = 1 punt extra

Centraal rekenexamen
Data: dinsdag 31 mei
Tijd: 9.00 - 11.00
Locatie: Gebouw D. Lokaal volgt nog.

Mvg. Hilda



Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 11.3
  • Je leert het nieuwe aantal of de nieuwe prijs uitrekenen bij een toename of afname in procenten.
  • Je leert terugrekenen naar 100% 

Slide 4 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Toename of afname in procenten

Bij het rekenen met procenten moet je bedenken welk bedrag of aantal 100% is.

Bij een toename van 5% wordt het nieuwe percentage 105%

Bij een afname van 5% wordt het nieuwe percentage 95%

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Terugrekenen naar 100%

Bij het rekenen met procenten moet je bedenken dat het geheel altijd 100% is.
Als de waarde bij een bepaalde percentage bekend is, kun je terugrekenen naar het geheel (100%).


Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Bij de fietsshop kost een fiets met 20% korting € 476,-
Hoeveel kostte de fiets zonder korting?

In de aanbieding betaal je voor de fiets 100% - 20% = 80% van de prijs.
80% = € 476,- .   We rekenen van 80% eerst terug naar 1% en dan naar 100%

Voorbeeld
Bij de fietsshop kost een fiets met 20% korting € 476,-
Hoeveel kostte de fiets zonder korting?

In de aanbieding betaal je voor de fiets 100% - 20% = 80% van de prijs. 80% = € 476,- . 
 We rekenen van 80% eerst terug naar 1% en dan naar 100%

De fiets kostte zonder
korting:
€ 476,- : 80 x 100 =

            € 595,- 

Slide 8 - Tekstslide

Verhaalsom 1
Rachid koopt deze auto op de naam van zijn bedrijf. Hij krijgt dan de btw van 21% terug. Hoeveel kost de auto zonder btw?

Slide 9 - Tekstslide

€ 12 699,- : 121% x 100% = € 10 495, 04
Rachid koopt deze auto op de naam van zijn bedrijf. Hij krijgt dan de btw van 21% terug. Hoeveel kost de auto zonder btw?

Slide 10 - Tekstslide

Verhaalsom 2
In Nederland sporten 2,04 
miljoen mensen minder 
dan 1 uur per week. 
Hoeveel inwoners 
had Nederland in 2016?




Slide 11 - Tekstslide

2.040.000 : 12% x 100% = 17.000.000
In Nederland sporten 2,04 
miljoen mensen minder 
dan 1 uur per week. 
Hoeveel inwoners 
had Nederland in 2016?




Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 11.3
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
rekenvaardigheid
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide