Unidad 5

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

El programa de hoy

Empezamos con la unidad 5

Unidad 5 - Mi barrio

Empezamos en la página 83 del Libro de Texto

LT p. 84 ¿Qué hay en tu barrio?

• Lees de tekst en schrijf op wat er in de buurten van Sandra, Berto en Olaia is. Dit mag in het Nederlands.
• Schrijf daarna in het Spaans op wat er in jouw buurt is.
• Tip: gebruik de woordenlijst!

Hay

• Het werkwoord hay betekent er is / er zijn 
  (er staat / er staan / er ligt / er liggen)
• Het verandert nooit van vorm!
• Erachter komt een 'onbepaald onderwerp', dus woorden zoals un/una, dos, tres, mucho, poco
• Na hay komt NOOOOOOIT él/la/los/las!
  ¿Er is het raam? ¿Er zijn de stoelen?

No hay

• Het woordje no staat altijd vóór het werkwoord.
• No hay betekent er is geen / er zijn geen
  (er staat / er staan / er ligt / er liggen geen)
• Hierna komt NOOOOOOIT él/la/los/las, maar óók geen un/una/unos/unas. 
  ¿Er is geen een raam? --> No hay ventana.

¡A trabajar con los deberes!

Maak uit het LE:

• p. 87: ejs 1, 2, 3
• p. 91: ej 10

Maak de ejercicio extra.

Leer uit de woordenlijst Las tiendas y los servicios
SP-NL én NL-SP

Plattegrond

Bord

xxx	Jonas Stan Florian	xxx
Jesse Ruben Thijs	Farah Esmee o	Yorrick o
o o o	Lennart o o	Maarten Vince Thomas
o o o	o o o	o o o

El programa del lunes

• Repaso: tiendas y servicios
• Teoria: indicar ubicación
• A trabajar con los deberes

Repaso: ¿Qué hay en tu barrio?

Vul aan:

• En mi barrio hay...
• En mi barrio no hay...

¿Hay un ___________ en tu barrio?

LT p. 85 

¿Dónde está la plaza de Barcelos?

Bekijk de plattegrond en lees de zinnen bij opdracht 5.

Wat betekent:

• delante de
• al lado de
• a la izquierda de
• al final
• está(n)

LT p. 85 

¿Dónde está la plaza de Barcelos?

Bekijk de plattegrond en lees de zinnen bij opdracht 5.

Wat betekent:

• delante de                    voor
• al lado de                      naast
• a la izquierda de        links van
• al final                            aan het eind
• está(n)                           bevindt/bevinden zich, is/zijn op die plek

Locatie aangeven

(ergens) zijn, zich bevinden	ESTAR
yo	estoy
tú	estás
él/ella	está
nosotros/-as	estamos
vosotros/-as	estáis
ellos/-as	están

A trabajar

Maak uit het LE

• p. 88, ej. 4
• p. 89, ej. 5
• p. 90, ej. 7

Klaar?
Leer uit de woordenlijst de woordjes van Las tiendas y los servicios en Indicar ubicación.

Plattegrond

Bord

xxx	Jonas Stan Florian	Yorrick o o
Jesse Ruben	Farah Esmee o	Thijs Maarten o
o o	Lennart o o	o Vince Thomas
o o	o o o	o o o

El programa de hoy

• Repaso del vocabulario / un ejercicio de traducción
• Teoria: hay, estar, ser
• A trabajar con ejercicios.

Vertaal naar het Spaans

Gebruik je woordenlijst!

1. De bakkerij is links van de bibliotheek.
2. De markt is dichtbij het park.
3. Het zwembad ligt tussen het ziekenhuis en het museum.
4. Er is geen restaurant in de straat.
5. Er zijn huizen in de wijk.

Vertaal naar het Spaans

1. La panadería está a la izquierda de la biblioteca.
2. El mercado está cerca del parque.
3. La piscina está entre el hospital y el museo.
4. No hay restaurante en la calle.
5. Hay casas en el barrio.

ser, estar y hay

ser geeft vaak eigenschappen aan. Je gebruikt het dan als je aangeeft hoe iets of iemand is. Soms kun je vormen van ser vertalen als het is of het zijn.

• Los supermercados son grandes. / Es una piscina bonita.

estar geeft vaak aan waar iets/iemand zich bevindt, op welke plaats hij/zij is.

• El mercado está en la ciudad.

hay moet je altijd kunnen vertalen met er is of er zijn. (Soms moet je dan de woordvolgorde veranderen: is er / zijn er)

• ¿Hay una biblioteca en tu barrio? / Hay muchas calles en la ciudad.

¡A trabajar!

Maak uit het Libro de Ejercicios, p. 90 en verder: 

• ejercicios 8, 9, 11, 12, 13.

Ben je klaar? Leer uit de woordenlijst: 

el entorno / tiendas y servicios / indicar ubicacón 

alles SP-NL én NL-SP!

https://es.educaplay.com/recursos-educativos/818059-mi_ciudad_y_mi_barrio.html

Plattegrond

Bord

xxx	Florian Lennart o	xxx
Casper Levi o	Zoë Esmee Amjad	Yorrick o o
Maarten Thijs Vince	o o o	o o o
Farah o o	o o o	Emil Stan Jonas

El programa del lunes

1. Woordjes overhoren
2. ¿Pueblo o ciudad? Hacemos unos ejercicios
3. Teoria: muy, mucho, poco
4. A trabajar con ejercicios

¿Pueblo o ciudad? (LE p. 93)

• Hacemos juntos el ejercicio 1.
• Haz el ejercicio 2. We bespreken even voor. 

• Welke Spaanse woorden vind je in beide opdrachten voor 'erg, veel' en 'weinig'?

muy, mucho, poco
veel, erg, weinig, niet zo

Je kunt met deze woorden...

• ...iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord:
  muy (erg) of poco (niet zo) | La ciudad es muy tranquila y poco ruidosa.
• ...iets zeggen over een werkwoord:
  mucho (veel) of poco (weinig) | Sara lee mucho pero dibuja poco.
• ...iets zeggen over een zelfstandig naamwoord:
  mucho/a/os/as (veel) of poco/a/os/as (weinig) | En el centro hay muchas tiendas pero hay pocos parques.

¡A trabajar!

Maak uit het Libro de Ejercicios, p. 94 en verder: 

• ejercicio 3: begin elke zin met een ander werkwoord!
• ejercicio 8
• ejercicio 12: zet ook de vertaling van de woorden erbij.

Klaar? 

Overhoor elkaar met de woordjes.

Programa del miércoles

Repaso: muy, mucho, poco (invuloefening op bord)

uitleg getallen

Luisteropdracht 14+15

zelf 13 maken + LT p. 87 leesopdracht 4

Muy, mucho, poco

invuloefening maken

LE p. 98

ejercicio 14                              ejercicio 15

¡A trabajar!

Maak:

• LE p. 98, ej. 13.
• Libro de Texto, p. 87, ejercicio 4.
  Voor hulp bij de vragen: --> 

Klaar? Leer of herhaal woordjes!

Hulp bij LT p. 87, ej. 4

qué cosas = welke dingen

puede = kan (hier: kunnen)

la gente = de mensen

a dónde = waarheen

quieren = zij willen