Unit 4: lesson 2- Adjectives and Adverbs

Today's program

Grammar: adjectives and adverbs 
Assignment 47 
Choose your book 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Today's program

Grammar: adjectives and adverbs 
Assignment 47 
Choose your book 

Slide 1 - Tekstslide

Lesson Goals
-I know the infinitive, past simple and past participle of irregular verbs.

-I can indicate the difference between an adjective and an adverb
-I can make sentences using adjectives and adverbs

-I can explain the difference between an adjective and adverb.
-I can use the adjective and adverb in a sentence correctly.


Slide 2 - Tekstslide

Recap: Past Perfect

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

🇬🇧 Past Simple 

🇳🇱 Verleden Tijd


ww+ed

(irr. verb = 2e vorm)



I saw him yesterday.



🇬🇧 Past Perfect

🇳🇱 Voltooid Verleden Tijd




🇬🇧 Past Simple 
🇳🇱 Verleden Tijd

ww+ed
(irr. verb = 2e vorm)

He arrived to the train station.


I decided to walk home.
🇬🇧 Past Perfect 
🇳🇱 Voltooid Verleden Tijd

had + ww+ed
(irr. verb = had + 3e vorm)

When he arrived to the train station the train had left.

I had lost my bike key so I decided to walk home.


The Past Perfect shows what happened first in the past.

Slide 5 - Tekstslide

Practise more
The following slide gives you a few extra exercises to work on. In these exercises you will have to fill in the past perfect and past simple.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Adjectives and Adverbs

Slide 8 - Tekstslide

ADJECTIVES + ADVERBS

Slide 9 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 10 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 11 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 12 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Assignment 47
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide