verbanden en signaalwoorden M3

DOELEN

- je kunt signaalwoorden in teksten herkennen

- je kunt verbanden in teksten herkennen









    



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

DOELEN

- je kunt signaalwoorden in teksten herkennen

- je kunt verbanden in teksten herkennen









    



Slide 1 - Tekstslide

tekstverbanden
Drie tekstverbanden:
- opsommend verband (ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en)
- tegenstellend verband (tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, daarentegen)
- toelichtend verband (voorbeeld) (bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie ter verduidelijking, met andere woorden, namelijk, dat wil zeggen)

Slide 2 - Tekstslide

TOELICHTEND VERBAND

Een toelichtend verband geeft aan dat er extra informatie over het onderwerp volgt, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Dit verband wordt ook wel uitleggend verband genoemd.


Slide 3 - Tekstslide

VOORBEELD

toelichtend verband

Veel frisdranken bevatten suikers die slecht zijn voor de gezondheid.
Ze kunnen bijvoorbeeld overgewicht veroorzaken.


De extra informatie die hier gegeven wordt, is dat suikers in frisdranken overgewicht kunnen veroorzaken.
De extra toelichting is de informatie over overgewicht.

Slide 4 - Tekstslide

Genoemde zaken zijn elkaars tegenovergestelde
A
toelichtend verban
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 5 - Quizvraag

Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd
A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 6 - Quizvraag

Er volgt een voorbeeld of toelichting na een algemene uitspraak.
A
toelichtend verband.
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 7 - Quizvraag

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 8 - Quizvraag

Maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, tegenover, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 9 - Quizvraag

We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 11 - Quizvraag

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 12 - Quizvraag

Welk verband zie je in onderstaande zin?

Hoewel hij goed kon uitleggen, vond ik het een vervelende man.
A
tegenstellend verband
B
toelichtend verband
C
opsommend verband

Slide 13 - Quizvraag

Bij welk verband horen de signaalwoorden:
bovendien, daarnaast, ten slotte?
A
opsommend verband
B
toelichtend verband
C
D
tegenstellend verband

Slide 14 - Quizvraag

Gebeurtenissen worden in een bepaalde tijdsvolgorde genoemd
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 15 - Quizvraag

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaaarden iets gebeurt.


Slide 16 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

bij voorwaardelijk verband


- als (dan) - indien - tenzij - mits - wanneer -

onder de volgende voorwaarden

- in het geval dat - mocht ... dan -

op voorwaarde dat


Slide 17 - Tekstslide

VOORBEELD

voorwaardelijk verband

Als ik vandaag mijn kamer opruim,

(dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.


Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.

Voorwaarde = kamer opruimen

Slide 18 - Tekstslide

Oorzaak - gevolg
signaalwoorden: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donder te fietsen.
oorzaak: een enge film kijken
gevolg: niet meer in het donker durven fietsen

Slide 19 - Tekstslide

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
oorzaak - gevolg
C
voorwaardelijk verband

Slide 20 - Quizvraag

Ik had niet voor mijn toets geleerd, waardoor ik nu een onvoldoende heb.
A
toelichtend verband
B
oorzaak -gevolg
C
voorwaardelijk verband

Slide 21 - Quizvraag