B5 T3 TH

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 2

B5 Immuunsysteem

• Zitten volgens de plattegrond
• Spullen op tafel

       Boek, werkboek, schrift

• Tas van tafel
• Lees blz. 214 t/m 217

Kennen/Kunnen

• Je kan uitleggen wat een antigeen en een antistof is
• Je kan uitleggen wat het verschil tussen deze twee is
• Je kan uitleggen wat immuniteit is en hoe het kan ontstaan
• Je kunt de 2 verschillende vormen van immuniteit uitleggen en herkennen

Wat gaan we doen?

• Herhalen
• Antigenen & Antistoffen
• Tijd voor hw
  
• Afsluiten

Huiswerkrad

Sluit je vast aan bij de les

Getallen

Straf

Waar in het lichaam gaat CO2 het bloed IN?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam gaat O2 het bloed IN?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam komt voeding in het bloed?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam komt water in het bloed?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam gaat O2 uit het bloed?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Welk bloedonderdeel houdt zich bezig met het bestrijden van ziekten?

1. Witte bloedcellen
2. Rode bloedcellen
3. Bloedplaatjes
4. Bloedplasma

Antigenen

Alle stoffen die niet in ons lichaam horen =

Lichaamsvreemde stoffen/ antigenen

• Ziekteverwekkers: bacteriën, virussen
• Bloed/organen van een donor

Antistoffen

• Witte bloedcellen maken antistoffen
• Antistoffen 'passen op' antigenen
• Elk antigen heeft eigen antistof
• Ziekteverwekkers kunnen niks meer

Werking antistoffen

Immuniteit

Immuun = Lichaam 'kent' de ziekte, de ziekte wordt snel uitgeschakeld.          Je wordt niet ziek

Natuurlijk

Je lichaam komt in

aanraking met de ziekte

Lichaam 'leert' zelf 

antistof aanmaken

Kunstmatig

Inenten met dode/verzwakte ziekte

lichaam 'leert' veilig antistof aanmaken

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Waterpokken

Je kunt hier geen vaccin voor maken

Het vaccin zou niet werken

Je wordt tijdelijk immuun

Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Autisme

Je kunt hier geen vaccin voor maken

Het vaccin zou niet werken

Je wordt tijdelijk immuun

Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Polio (kinderverlamming)

Je kunt hier geen vaccin voor maken

Het vaccin zou niet werken

Je wordt tijdelijk immuun

Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Syndroom van Down

Je kunt hier geen vaccin voor maken

Het vaccin zou niet werken

Je wordt tijdelijk immuun

Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Griep

Je kunt hier geen vaccin voor maken

Het vaccin zou niet werken

Je wordt tijdelijk immuun

Je wordt volledig immuun

Mensen die zich niet willen laten vaccineren brengen zichzelf in gevaar

Duidelijk oneens

Beetje oneens

Geen mening

Beetje eens

Duidelijk eens

Je kind laten vaccineren zou verplicht moeten zijn

Duidelijk oneens

Beetje oneens

Geen mening

Beetje eens

Duidelijk eens

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. 214 t/m 217
  
• Maken Opdr. 1 t/m 10 blz. 218-222

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zs = Werken in stilte

• Geen vinger opsteken
• Aan het werk
• Stil en stoor niemand
• Blijf op je plek

Ga aan de slag met:

• Lezen blz. 214 t/m 217
  
• Maken Opdr. 1 t/m 10 blz. 218-222

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zf = Werken met fluisteren

• Geen vinger opsteken
• De docent komt langs
• Aan het werk
• Fluister alleen met de persoon naast je
• Blijf op je plek

Afsluiting

• Je kan uitleggen wat een antigeen en een antistof is
  
• Je kan uitleggen wat het verschil tussen deze twee is
  
• Je kan uitleggen wat immuniteit is en hoe het kan ontstaan
  
• Je kunt de 2 verschillende vormen van immuniteit uitleggen en herkennen