T3 woordenschat hoofdstuk 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

overdrijving en ironie

Wat is dit nu?

Schrijver:

- Tekst aantrekkelijk en afwisselend maken

- Overdrijving en ironie

Overdrijving (hyperbool)

- Extra opvallen

- Groter, mooier, erger of beter maken

- Figuurlijk taalgebruik

- Letterlijk figuurlijk

Overdrijving (hyperbool)

- De regen viel met bakken uit de lucht.

- Geef me één seconde.

- Ik sterf van de honger.

Bedenk zelf een zin met een overdrijving.

Ironie

- Grappige of spottende manier

- Niet serieus

- Tegenovergestelde

Ironie

- Ik heb zelden zo culinair gegeten. (Snackbar)

- Goh, lekker weertje is het niet? (Keiharde regen)

Bedenk een zin met ironie.

Stijlfiguur

- Overdrijving en ironie

- Tekst leuker, interessanter maken

- Spelen met taal

- Leuker

Overdrijving of ironie?

Je kletst me de oren van het hoofd.
(Tegen een stille leerling)

1. Overdrijving
2. Ironie

Ik word doodmoe van dat gezeur.

1. Overdrijving
2. Ironie

Ik moet rennen, want mijn blaas knapt bijna.

1. Overdrijving
2. Ironie

Met die werkhouding ga je het zeker ver schoppen. (Tegen een persoon die niks uitvoert).

1. Overdrijving
2. Ironie

Ik heb zo'n honger, dat ik een heel paard kan opeten.

1. Overdrijving
2. Ironie

Vragen?

Maken

Woordenschat hoofdstuk 5, bladzijde 130

Opdracht 1

opdracht 2

opdracht 3

opdracht 4: vraag 6 + 7 alleen maken!!