In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Samen leven? Wat gaan we leren?
Slide 1 - Woordweb
Hoe rond je de thema af.
TOETS: Backup
Missie: Excursie!
Werkblad missie inleveren.
Meer info over missie vervolgt.
Infodag op:
Slide 2 - Tekstslide
Organismen leven samen
Voedselrelaties
Blauw
Je deelt dieren in drie groepen in op basis van wat ze eten.
Je stelt een voedselketen en een voedselweb op.
Je analyseert voedselrelaties in een biologische context.
Blauw
Je legt de rol van biotische en abiotische factoren in ecosystemen uit
Je legt uit wat een biotoop is en wat een habitat is.
Je legt uit hoe organismen in verbondenheid samenleven in een biotoop.
Je beredeneert welke soorten afhankelijk van elkaar zijn en op welke manier.
WIT
Je beschrijft de rol van biotische en abiotische factoren in ecosystemen.
Je legt uit wat een biotoop is en wat een habitat is.
Je legt uit hoe organismen in verbondenheid samenleven in een biotoop.
WIT
Je deelt dieren in drie groepen in op basis van wat ze eten.
Je stelt een voedselketen en een voedselweb op.
Slide 3 - Tekstslide
Biotisch en abiotisch
Biotisch: levende natuur
Abiotisch: niet levende natuur
Ecosysteem is een gebied met samenwerkende biotisch en abiotische factoren.
Slide 4 - Tekstslide
Welke rol heeft abiotische factoren
Abiotische die belangrijk zijn voor bijen: temperatuur en wind.
Overlevingskans en Tolerantiegebied.
Slide 5 - Tekstslide
Sleep naar juiste afbeelding
Ecosysteem
Biotisch
Abiotisch
Slide 6 - Sleepvraag
Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel
Slide 7 - Sleepvraag
Biotoop en levensgemeenschap
Biotoop: Een leefgebied van een organisme, de omstandigheden van dit gebied zijn geschikt voor het organisme.
Habitat: de onderdelen uit een biotoop die en organisme nodig heeft om van te leven.
Levensgemeenschap: alle organismen die in een biotoop samenleven.
Slide 8 - Tekstslide
De onderdelen uit een gebied die organisme nodig hebben
A
Biotoop
B
Habitat
Slide 9 - Quizvraag
Een leefgebied van een organisme, de omstandigheden van dit gebied zijn geschikt voor het organisme.
A
Habitat
B
Biotoop
C
Ecosysteem
D
Gebied
Slide 10 - Quizvraag
Hoe leven organismen samen
Concurrentie
Concurrentie wil zeggen dat twee organismen strijden om dezelfde voedselbron of schuilplaats.
Predatie
Een dier eet een ander dier op. Dit wordt predatie genoemd. Het dier dat jaagt, heet de predator.
Symbiose
Soms hebben organismen elkaar nodig om te kunnen overleven. Ze leven dan niet alleen samen in de habitat, maar ze hebben elkaar ook nodig om te kunnen blijven leven. Ze zijn afhankelijk van elkaar. Zo’n vorm van samenleven noem je symbiose. Symbiose betekent letterlijk: samen-leven.
Slide 11 - Tekstslide
Symbiose
Kan nog in 3 delen verdeeld worden.
Mutualisme
Commensalisme
Parasitisme
Slide 12 - Tekstslide
Bloemen en bijen hebben een soort samenwerken relatie. Dit noemt men
A
Predatie
B
Symbiose
C
Concurrentie
Slide 13 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van Predatie.
Slide 14 - Open vraag
Er zijn 3 verschillende vormen van Symbiose. Één heeft voordeel en één is neutraal, dit is:
A
Commensalisme
B
Parasitisme
C
Mutualisme
Slide 15 - Quizvraag
Leeuwen en Hyena's vechten tegen elkaar om een dode Bison te eten. Hoe noem je zo een relatie?
A
Symbiose
B
Predatie
C
Concurrentie
Slide 16 - Quizvraag
3 soorten eters
Planteneters - Herbivoren
Vleeseters - Carnivoren
Alleseters - Omnivoren
Slide 17 - Tekstslide
Planteneters - Herbivoren
Een planteneter eet alleen planten.
De cellen van planten hebben celwanden. Deze celwanden zijn moeilijk verteerbaar.
Een planteneter heeft daarom een lang darmkanaal zodat de celwanden verteerd kunnen worden.
Plantencel
Slide 18 - Tekstslide
Vleeseters - Carnivoren
Een vleeseter eet alleen vlees en geen planten. Dus hij hoeft geen celwanden van planten te verteren.
Een vleeseter heeft een kort darmkanaal.
Slide 19 - Tekstslide
Alleseters - Omnivoren
Alleseters eet zowel planten als vlees.
Hij moet dus ook de celwanden van planten verteren.
De alleseter heeft daarom een middellang darmkanaal.
Slide 20 - Tekstslide
Blauw: snijtanden
Oranje: hoektanden
Geel + bruin: kiezen
Slide 21 - Tekstslide
Middellang darmkanaal
Omnivoor
Herbivoor
Carnivoor
Lang darmkanaal
Kort darmkanaal
Knipkiezen
Knobbelkiezen
Plooikiezen
Geen hoektanden
Grote hoektanden
Grote of kleine hoektanden
Slide 22 - Sleepvraag
Het darmkanaal van een vleeseter is kort omdat?
A
de vleeseter slank moet zijn om te kunnen jagen
B
de vleeseter geen moeilijk verteerbare onderdelen hoeft te verteren
C
de vleeseter geen tijd heeft om rustig te eten. Het eten wordt snel afgepakt.
D
de vleeseter wel moeilijk verteerbare onderdelen moet verteren
Slide 23 - Quizvraag
Planteneters hebben een grote blinde darm. Wat is de functie hiervan?
A
langer maken van het darmkanaal voor betere vertering van het voedsel
B
Het zuiveren en opnemen van water
C
Het verteren van vezels door micro-organismen die zich hier bevinden
D
Het scheiden van verschillend voedsel zodat de vertering sneller is.