gouden regel en deugden 7 maart

Hoofdstuk 5
- de gouden regel
- wat deugden zijn
- wat ondeugden zijn
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
- de gouden regel
- wat deugden zijn
- wat ondeugden zijn

Slide 1 - Tekstslide

Opdr. 14, p.92
Bij tekening 1
Hier wordt nagedacht: zou ik willen dat men mij zou slaan?
Bij tekening 2
Er wordt geconcludeerd dat een andere dit ook niet leuk vindt
Bij tekening 3
Hier wordt het besluit genomen af te zien van het slaan. 

Slide 2 - Tekstslide

Opdr. 15, p.93
a) Twee voorbeelden: roddelen (1) en pesten (2)
b).Stap 1. 
Vind ik het fijn als er over mij geroddeld wordt? (1) 
Vind ik het fijn als ik gepest word? (2)
Stap 2. 
Als ik het niet fijn vind, dan zal een ander  dat ook niet fijn vinden. 
Stap 3. 
Dan roddel ik zelf ook niet (1). Dan pest ik zelf ook niet (2). 



Slide 3 - Tekstslide

Opdr. 16a, p.93
Drie voorbeelden: 
  • dat iemand je helpt als je je huiswerk niet snapt
  • dat men vriendelijk is
  • dat je serieus genomen wordt




Slide 4 - Tekstslide

Opdr. 16b, p.93
Stap 1 Ik wil zelf graag geholpen worden als ik mijn huiswerk niet snap, ik wil graag dat anderen vriendelijk zijn, ik graag dat anderen mij serieus nemen. 

Stap 2 Dan willen ook anderen graag geholpen worden bij hun huiswerk, vriendelijk behandeld worden en serieus genomen worden

 Stap 3 Daarom help ik ook een ander bij zijn huiswerk, behandel hem/haar vriendelijk, neem ik hem/haar serieus






Slide 5 - Tekstslide

Opdr. 17, p.93
1. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. > negatief verwoord

2. Alles wat je wilt dat de mensen voor jou doen, doe dat ook voor hun. (Jezus) > positief verwoord
3. Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden. > positief verwoord
4. Dat zou je zelf ook rot vinden, doe dat dus niet! > negatief verwoord
5. Kwets anderen niet met wat jou kwetst. (Boeddha) > negatief verwoord 



Slide 6 - Tekstslide

Opdr. 18, p.93
De positieve formulering is voor veel mensen de moeilijkste. 

Ga maar na wat wij allemaal graag zouden hebben dat anderen voor ons zouden doen, wat we idealiter van anderen verwachten. 

Als dat vervolgens de maat is voor ons gedrag naar anderen betekent dit dat we ons meer dan minimaal voor anderen moeten inspannen.


Slide 7 - Tekstslide

Par. 4: Wat is een deugd?





we lezen samen pagina 94, bron 9 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een deugd?
A
iets dat goed is
B
iets dat je goed doet
C
een goede eigenschap
D
een goede opmerking

Slide 9 - Quizvraag

Ondeugden zijn slechte eigenschappen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Dapperheid is een
A
deugd
B
ondeugd

Slide 11 - Quizvraag

Iemand die een keertje vriendelijk is, heeft 'vriendelijkheid' als deugd.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn deugden precies?
A
Menselijke karakterkwaliteiten die we goed noemen
B
goede daden van mensen
C
intrinsieke persoonlijkheidstrekken
D
antwoord op de vraag: wat voor mens ben jij?

Slide 13 - Quizvraag

Een deugd is altijd positief
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Gulzig zijn is een deugd
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke deugd past dit symbool?
A
Rechtvaardigheid
B
Moed
C
Wijsheid
D
Matigheid

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke deugd past deze afbeelding?
A
Hoop
B
Moed
C
Rechtvaardigheid
D
Geloof

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke deugd past deze afbeelding?
A
Liefde
B
Hoop
C
Wijsheid
D
Geloof

Slide 18 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Lezen: 
Bron 9, pagina 94

Maken: 
opdr. 19 en 20, pagina 94

Slide 19 - Tekstslide

Opdr. 19, p.94
Wel: Deugd is een deel van iemands karakter.

Niet: Deugd is als je iemand één keer geholpen hebt.
Wel: Deugd is een goede eigenschap.
Wel: Deugd is als iemand steeds goed handelt, bijvoorbeeld je altijd zal helpen.
Wel: Deugd is als je van iemand zegt: 'Hij/zij is eerlijk.' 



Slide 20 - Tekstslide

Opdr. 20, p.94

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Werk voor nu (wordt huiswerk)
pagina 95:
- lezen bron 10
- maken opdracht 21 t/m 23

Slide 23 - Tekstslide