werkwoorden 2 (VT)

Werkwoorden in de verleden tijd (VT) 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden in de verleden tijd (VT) 

Slide 1 - Tekstslide

Welke zin(nen) staan in de verleden tijd?
A
Ik eet een lekker ijsje bij Olala.
B
Ik laat een ballon op.
C
De jongen bloosde toen hij het meisje zag.
D
Jij zingt wel erg mooi!

Slide 2 - Quizvraag

Welke zin(nen) staan in de verleden tijd?
A
Beantwoordden jullie de vraag?
B
Daan gaat samen met Vigo in het park spelen.
C
De man laat zijn hondje 's avonds uit.
D
Juffrouw Anne loopt hard de trap af.

Slide 3 - Quizvraag

Stappen persoonsvorm verleden tijd:
1. Lees de zin.
2. Is het een persoonsvorm?
 Persoonsvorm VT? 
1. Kijk naar het hele werkwoord en haal er -en vanaf.
2. Zit die laatste letter in 
'T KoFSCHiP X? 
ja = +te / +ten 
nee= +de / +den
3. Schrijf de ik-vorm op
+ te(n) of de(n) 

3. Zoek het onderwerp. Enkelvoud of meervoud? 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
Je vindt het onderwerp door de vraag te stellen:
wie of wat + de persoonsvorm

Marietje rent snel naar school.
WIE OF WAT RENT?
onderwerp = Marietje 

Slide 5 - Tekstslide

De jongen ....  gisteren tegen de tafel. 
1. Lees de zin. 
2. Is het een persoonsvorm? (Maak de zin vragend.)
Smurfde de jongen gister tegen de tafel? (Ja= een persoonsvorm.)
3. Wat is het onderwerp? (Wie of wat smurfde? = de jongen.)
Enkelvoud of meervoud? (De jongen = 1 = enkelvoud) 
(schoppen)

Slide 6 - Tekstslide

De jongen ....  gisteren tegen de tafel. 
1. Kijk naar het hele werkwoord. (schoppen) Haal er -en vanaf. (schopp)

2. Zit de laatste letter in 'T KoFSCHiP X? (de P, ja zit er in. Dus: +te / +ten) 

3. Schrijf de ik-vorm (schop) + te 
SCHOPTE
(schoppen)

Slide 7 - Tekstslide

De baby ....  vorige week elke avond. 
1. Lees de zin. 
2. Is het een persoonsvorm? (Maak de zin vragend.)
Smurfde de baby vorige week elke avond? (Ja= een persoonsvorm.)
3. Wat is het onderwerp? (Wie of wat smurfde? = de baby.)
Enkelvoud of meervoud? (De baby = 1 = enkelvoud) 
(huilen)

Slide 8 - Tekstslide

De baby .... vorige week elke avond.  
1. Kijk naar het hele werkwoord. (huilen) Haal er -en vanaf. (huil)

2. Zit de laatste letter in 'T KoFSCHiP X? (de L, zit er niet in. Dus: +de / +den) 

3. Schrijf de ik-vorm (schop) + de 
HUILDE 
(huilen)

Slide 9 - Tekstslide

De kinderen .... vanmorgen met elkaar. 
1. Lees de zin. 
2. Is het een persoonsvorm? (Maak de zin vragend.)
Smurfden de kinderen vanmorgen met elkaar? (Ja= een persoonsvorm.)
3. Wat is het onderwerp? (Wie of wat smurfden? = de kinderen.)
Enkelvoud of meervoud? (De kinderen = meer dan 1 = meervoud) 
(praten)

Slide 10 - Tekstslide

De kinderen .... vanmorgen met elkaar. 
1. Kijk naar het hele werkwoord. (praten) Haal er -en vanaf. (prat)

2. Zit de laatste letter in 'T KoFSCHiP X? (de T, ja zit er in. Dus: +te / +ten) 

3. Schrijf de ik-vorm (praat) + ten 
PRAATTEN
(praten)

Slide 11 - Tekstslide

De juf.... gisteren de keuken. 
1. Lees de zin. 
2. Is het een persoonsvorm? (Maak de zin vragend.)
Smurfde de juf gisteren de keuken? (Ja= een persoonsvorm.)
3. Wat is het onderwerp? (Wie of wat smurfde? = de juf.)
Enkelvoud of meervoud? (De juf = 1 = enkelvoud) 
(verven)

Slide 12 - Tekstslide

De juf.... gisteren de keuken. 
1. Kijk naar het hele werkwoord. (verven) Haal er -en vanaf. (verv)

2. Zit de laatste letter in 'T KoFSCHiP X? (de V, nee niet in. Dus: +de / +den) 

3. Schrijf de ik-vorm (verf) + de
VERFDE
(verven)

Slide 13 - Tekstslide

vliegen (VT)
Het vliegtuig.............door de lucht.

Slide 14 - Open vraag

leven (VT)
.......................de prins en prinses nog lang en gelukkig?

Slide 15 - Open vraag

kijken (VT)
Julia ...............het hele weekend naar films op Netflix.

Slide 16 - Open vraag

stoppen (VT)
Willem ............... vorig jaar met roken.

Slide 17 - Open vraag

lachen (VT)
De meiden ............... hem afgelopen week uit.

Slide 18 - Open vraag

praten (VT)
Gert ......... tegen Henk, maar hij luisterde niet

Slide 19 - Open vraag

schenken (VT)
Piet ....... een lekker glas melk voor zijn zus

Slide 20 - Open vraag

raden (VT)
Rijk-jan ....... het goede antwoord bij Lingo

Slide 21 - Open vraag

Dan nu
Numo

Slide 22 - Tekstslide