5.3

Thema 5: Waarneming, gedrag en regeling

basisstof 3: 
horen en zien
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Thema 5: Waarneming, gedrag en regeling

basisstof 3: 
horen en zien

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Herhaling
-Uitleg
-Werktijd en huiswerk check
- Afsluiting


Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorige week?

Slide 3 - Woordweb

Wat is een zintuig? Geef ook een voorbeeld.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een impuls en een prikkel?

Slide 5 - Open vraag

Welke 4 zintuigen heeft de huid?

Slide 6 - Open vraag

Smaak- en reukzintuigen werken anders dan de zintuigen in de huid. Omschrijf wat er anders werkt.

Slide 7 - Open vraag

In de opperhuid liggen de zintuigen van de huid
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat moet je weten van basisstof 3?
- Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.

- Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oren
Geluiden zijn trillingen van de lucht, de oorschelp vangt deze op. Via de gehoorgang wordt het trommelvlies in trilling gebracht.

Slide 11 - Tekstslide

Oren
Het trommelvlies brengt de gehoorbeentjes aan het trillen, vervolgens wordt deze trilling doorgegeven aan het slakkenhuis, de vloeistof daar begint te trillen en de prikkel wordt opgevangen door zenuwzintuigcellen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht!

Kijk je buurman en/of buurvrouw eens in de ogen aan, wat gebeurt er met het pupil als je niet in het licht staat? 

Slide 15 - Tekstslide

zwak licht
fel licht

Slide 16 - Tekstslide

Ogen
Je oor is voornamelijk gevuld met geleiachtige substantie, het glasachtig lichaam. De lens zorgt ervoor dat je scherp kan zien. In het netvlies liggen zintuigcellen die de prikkels opvangen. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Bijziend
Iemand die bijziend is, kan alleen dichtbij scherp zien. Kijkt hij in de verte, dan komt het beeld vóór het netvlies terecht. De ooglens is te bol of de oogbol is te lang (te diep). Bijziendheid kan worden gecorrigeerd met een bril (of contactlenzen) met holle lenzen.  

Slide 19 - Tekstslide

Verziend
Iemand die verziend is, kan alles in de verte goed zien. Maar kijkt hij naar iets wat dichtbij is, dan komt het beeld achter het netvlies terecht. Bij een verziend persoon is de ooglens te plat of de oogbol te kort. Een bril met bolle lenzen zorgt ervoor dat het beeld wel precies op het netvlies komt.

Slide 20 - Tekstslide