6.5 De lever

6.5 Opslag en afbraak in de lever
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.5 Opslag en afbraak in de lever

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  1. Bespreken 6.5: Opslag en afbraak in de lever

  2. Maken examentraining H6

  3. Bespreken examentraining H6

Slide 2 - Tekstslide

De lever
  • Groot, donkerbruin orgaan => sterke doorbloeding
  • Twee aanvoerende bloedvaten: leverslagader (20%) & poortader (80%)
  • Poortader: opgenomen voedingsstoffen uit de darmen


Slide 3 - Tekstslide

Bouw van de lever
  • Levercellen in groepjes: leverlobjes.
  • Elk leverlobje heeft aftakking van beide bloedvaten.

  • Glucose, vetten en eiwitten, aminozuren en ureum vanuit de lever naar de leverader.

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les 
Noteer de 4 functies van de lever in je schrift tijdens mijn uitleg

Slide 5 - Tekstslide

Afbraak rode bloedcellen
  • Witte bloedcellen => afbraak rode bloedcellen => hemoglobine
  • IJzer => opgeslagen voor nieuwe Hb moleculen
  • Overig hemoglobine afgebroken => bilirubine

Slide 6 - Tekstslide

Bilirubine
Bilirubine wordt gemaakt door milt en lever bij het afbreken van oude rode bloedcellen. Hemoglobine wordt afgebroken, ijzer wordt bewaard de rest wordt bilirubine.

Je lever geeft dit samen met galzure zouten af als gal. 

Bilirubine is geel maar wordt door bacteriën in de darm omgezet naar een bruine stof. Dit zorgt voor de kleur van de ontlasting. 

Slide 7 - Tekstslide

Gal
  • Levercellen maken gal
  • Via buisjes gal afgevoerd => galblaas & 12-VD

  • Gal: bilirubine + galzure zouten (emulgeren vet)

Slide 8 - Tekstslide

Verwerking van koolhydraten
Regeling van de glucose concentratie van het bloed:
  • Hoge concentratie glucose => insuline => opslag glycogeen
  • Lage concentratie glucose => glucagon => glycogeen omzet in glucose

Slide 9 - Tekstslide

Verwerking van eiwitten

  • Aanmaak bloedeiwitten (bloedstolling).
  • Lever kan aminozuren ombouwen tot andere aminozuren => niet-essentiële aminozuren.
  • Te veel aminozuren afgebroken => ureum (afgevoerd naar nieren)


Slide 10 - Tekstslide

Verwerking van vetachtige stoffen

  • Fosfolipiden => bouwstof voor membranen.
  • Cholesterol => bouwstof celmembraan en grondstof voor hormonen.  

Slide 11 - Tekstslide

Verwerking van gifstoffen
  • Gifstoffen afbreken:
  • Medicijnen, alcohol en drugs.

  • Afbraak geleidelijk, soms gaat het meerdere malen door de lever.

Slide 12 - Tekstslide

Functies van de lever
Pak je boek erbij en lees de tekst door van 6.5; welke 4 functies heb jij opgeschreven? 
Pas je aantekening aan 

Slide 13 - Tekstslide

Functie 1 suikerstofwisseling
Houdt glucosegehalte (bloedsuikerspiegel) constant in bloed 
Glucose ontstaat na splitsing van koolhydraten/zetmeel
De lever kan:
Glucose omzetten tot glycogeen  (o.i.v.  insuline)
Glycogeen omzetten tot glucose  ( o.i.v. glucagon )

Glycogeen is opslagvorm van  glucose in de lever (en spieren)


Slide 14 - Tekstslide

Functie 2 vetstofwisseling
Lever bouwt lichaamsvetten op uit glycerol + vetzuren
Vetzuren haal je uit het voedsel
Lever kan zelf ook vetzuren maken uit : enkelvoudige suikers (glucose) en aminozuren

Lever vormt cholesterol


Slide 15 - Tekstslide

functie 3: eiwitstofwisseling
Uit aminozuren (aanvoer via poortader) worden nieuwe eiwitten opgebouwd
(bijv. voor bloedplasma nl : albumine, globulinen (stolling) en fibrinogeen)
Opbouw van enzymen (zijn ook eiwitten!) werkzaam in de lever
Overtollige aminozuren omgezet tot 'glucose' en verbrand (dissimilatie, levert energie)
Bij deze omzetting aminogroepen vrij : giftige ammoniak en dit wordt dan de afvalstof ureum.
Ureum wordt uitgescheiden door nieren

Slide 16 - Tekstslide

Functie 4 ontgifting
lever breekt veel stoffen af:
- nodig voor grondstofgebruik 
- overtollige stoffen  
-  giftige stoffen  (alcohol, medicijnen)
- ook opslag van niet-afbreekbare stoffen (kwik)


Slide 17 - Tekstslide

maken van 6.5
2, 4, 6, 7, 10

Slide 18 - Tekstslide

Zuurstof gaat hier de lever in
Veel voedingsstoffen komen de lever binnen
Bloed stroomt de lever uit
Poortader
Leverader
Leverslagader

Slide 19 - Sleepvraag

nierader
leverslagader
halsader
leverader
halsslagader
nierslagader

Slide 20 - Sleepvraag

Leverader
Leverslagader
Poortader
Veel ureum
weinig ureum
Geen ureum

Slide 21 - Sleepvraag

Hieronder zie je organen uit het menselijk lichaam en de bijbehorende functies. Verbindt het juiste orgaan met de functie
afgifte van warmte
afgifte van urine
opslag van vet
opslaan van glycogeen
uitscheiden van ureum
huid
lever
nieren
pijpbeenderen
urineblaas

Slide 22 - Sleepvraag

Dat je dik wordt van veel patat met mayo is bekend. Kun je ook dik worden van het eten van veel eiwitten (bijv. veel mager vlees, eieren, melk, kwark, etc.)?
A
Nee, eiwitten zijn bouwstoffen, geen brandstoffen
B
Nee, overtollige eiwitten kunnen niet worden opgeslagen
C
Ja, eiwitten kunnen ook worden omgezet in vet
D
Ja, overtollige eiwitten leveren ook energie, net als glucose of vet

Slide 23 - Quizvraag

Sommige mensen houden van het eten van lever(worst). Waarom is het verstandig om juist hiervan niet teveel te eten?

Slide 24 - Open vraag

Examenvraag
Bilirubine is een afvalstof die in de lever ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen. Bilirubine wordt samen met gal afgevoerd naar het verteringskanaal. Een deel van de bilirubine komt uiteindelijk in de ontlasting terecht. Bij sommige mensen kan bilirubine niet goed vanuit de lever naar het verteringskanaal afgevoerd worden. Een deel van deze stof komt dan in het bloed terecht.

Geef de naam van het bloedvat dat bloed met bilirubine uit de lever afvoert.

Slide 25 - Open vraag

Vervolg bilirubine-vraag: Wat is voor een persoon het gevolg van het niet via de ontlasting uitscheiden van bilirubine?
A
De huid en oogwit van deze persoon wordt gelig
B
De ontlasting van deze persoon wordt heel donker van kleur
C
Deze persoon kan geen nieuwe rode bloedcellen maken
D
Deze persoon loopt kans op galstenen

Slide 26 - Quizvraag

examenvraag (inleiding, vraag op volgende dia)
Dina heeft CVID. Door deze ziekte maakt haar lichaam onvoldoende antistoffen. Voordat de ziekte bij haar werd ontdekt, liep ze vaak infecties op. Regelmatig moest ze antibiotica gebruiken om deze infectieziekten te bestrijden.
Inentingen leveren bij Dina geen goede immuniteit op. Daarom krijgt ze eenmaal per maand antistoffen uit donorbloed toegediend.

Slide 27 - Tekstslide

1. Hoe worden ziekten bestreden door het gebruik van antibiotica?
2. Is het toedienen van antistoffen aan Dina actieve immunisatie of is het passieve immunisatie?.

Slide 28 - Open vraag