Eten en Drinken

Ondersteunen bij Eten en Drinken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ondersteunen bij Eten en Drinken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kan jij 
  • een vochtbalans opmaken
  • een zorgvrager ondersteunen bij eten en drinken
  • GVO geven over hulpmiddelen bij eten en drinken
  • ondersteunen bij voeding en vochtinname
  • risico's aangeven, observeren en signaleren en handelend optreden
  • bijzonderheden rapporteren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent voeding voor jou?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij gewoontes rondom eten, de maaltijd en drinken?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Functie van voeding

Slide 5 - Tekstslide

Lichamelijk:
1. voor de opbouw en herstel van het lichaam: Per dag verliest het lichaam veel stoffen via de uitscheiding. Die moeten aangevuld worden. Als je in de groei bent maar ook als je volwassen bent, worden er voortdurend cellen afgebroken. Voor de bouw van het skelet, de spieren en andere weefsels levert het voedsel bouwstoffen, zoals eiwitten, mineralen (kalk en ijzer) en water
2. het levert het lichaam energie: Koolhydraten, Eiwitten, Vetten: Het grootste deel van de energiebehoefte van de mens wordt gebruikt om het lichaam in stand te houden. Het hart moet kloppen, de ademhaling en de spijsvertering moeten doorgaan en ook de hersenen zijn voortdurend actief. Deze processen noemen we ook wel de inwendige arbeid. Voor die arbeid is energie nodig. Dit energieverbruik wordt basaal metabolisme of grondstofwisseling genoemd. Dit basaal metabolisme, afgekort BM, hangt af van de gezondheid, lichaamsgrootte, gewicht, lichaamssamenstelling, leeftijd en geslacht.
3. het zorgt ervoor dat alle lichaamsprocessen kunnen doorgaan/ bescherming tegen ziekten
Voeding en senioren
Ouderen hebben een verminderde eetlust, hun smaak en geur zijn minder scherp en de tanden kauwen minder goed. Bovendien nemen zowel de afscheiding van melkzuurbacteriën en enzymen, die de vertering bevorderen, als de hoeveelheid maagzuur af. Tot slot werken ook de nieren langzamer. Het eten wordt langzamer verteerd en de opname van voedingsstoffen op celniveau is ook veranderd.
2. de geestelijke functie
- voeding kan zorgen voor een moment van ontspanning
- met voeding kun je jezelf of een ander verwennen
- je kunt met voeding je emoties “weg eten”
3. de sociale functie
- met voeding kun je iets vieren
- voeding kan status geven
- voeding kan een machtsmiddel zijn ( als je bordje niet leeg eet dan…..)
- gezellig samen zijn doet vaak meer eten

Functie van vocht

Slide 6 - Tekstslide

Water is een onontbeerlijk bestanddeel van voeding. In het spijsverteringskanaal worden uit het vocht eiwitten, mineralen en vitaminen gehaald en het over gebleven water wordt opgenomen in het lichaam. Vocht heeft verschillende functies in het lichaam.
1. Het is een bouwstof
2. Het is een oplosmiddel en een transportmiddel
3. Het reguleert de warmte van het lichaam
Het lichaam van een volwassene bestaat voor ongeveer 60% uit water en daarin opgeloste bestanddelen. Bij een baby is dit zelfs meer dan 70%. Een vochtverlies van ongeveer 20% is dodelijk. Water is nodig om de lichaamsprocessen goed te laten verlopen. Water zorgt voor transport van de voedingsstoffen naar de weefsels en voor de afvoer van afvalstoffen van de weefsels. Om dat transport mogelijk te maken is het nodig dat de stoffen die vervoerd moeten worden, oplosbaar zijn in water

Wat is van invloed op de dagelijkse inname van vocht en voeding?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn risico's bij eten en drinken?

Slide 8 - Woordweb

Hoe observeer je dit?
Wat kunnen redenen zijn van verslikken?
Dehydratie? Verbranden?
Voedsel besmetten?

Op welke manier kan je voeding binnen krijgen?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent parenterale voeding?
A
Voeding via de mond
B
Voeding via een sonde door de buikwand (PEG)
C
Voeding via een Maagsonde
D
Voeding via een speciaal infuus

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enteraal
Voeding en vocht:
  • Normaal
  • Gemalen
  • Dik vloeibaar
  • Dun vloeibaar
  • Sondevoeding

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je aan denken als iemand gaat eten/ als jij iemand ondersteunt bij eten/ drinken?

Slide 12 - Open vraag

Houding platliggen
In bed
Aan tafel

Wat staat er allemaal op een vochtbalans?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaat er in?

Vocht
Infuus
Sonde
Voeding

Kortom alles wat er enteraal en parenteraal in gaat
Wat gaat er uit?

Urine
Ontlasting
Braken
Ademen
Zweten
Maaginhoud
Drains

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveelheden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Houding tijdens eten en drinken

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar bestaat jouw verpleegkundige zorg uit?

Slide 17 - Open vraag

Zorg voor omgeving, gewoonten en sfeer
Handen wassen
Bidden
Verpakkingen
Dien het smakelijk op
Snijden
Niet doorroeren
Bescherm de kleding van de zorgvrager
Let op houding
Bij hulp: ga zitten: ooghoogte
Pas snelheid aan
Na eten: handen wassen en tanden poetsen
Overleg met zorgvrager
Rustige prikkelarme omgeving
Kleine hoeveelheden
Laat zm afhappen
Vochtbalans bepalen

Ondersteunen bij voeding en vocht


Omgeving
Voor- en nazorg
Bereiden
Zorg voor de patient

Slide 18 - Tekstslide

Zorgbehoefte
Bij de zorg voor voeding en vocht werk je methodisch, je schat de zorgbehoefte van de zorgvrager in. Je observeert de zorgvrager, je stemt je zorg af op zijn zorgbehoefte. Je coördineert en evalueert de zorg en je hanteert de juiste beroepshouding.
Om de benodigde zorg in te schatten, lees je eerst het verpleegplan en let je op de volgende gegevens;
• Leeftijd en ontwikkelingsfase
• Eet en drinkgewoontes (soorten en hoeveelheden)
• Eetlust
• Lengte/ lichaamsgewicht, eventueel het gewichtsverloop van de laatste maand(en)
• Conditie
• Medicatie
• Slikklachten
• Activiteiten
• Ziektebeeld
• Gebruik van hulpmiddelen
• Kennis van de zorgvrager over zijn ziekte
• Houding van de zorgvrager tegenover zijn ziekte en de bijhorende beperkingen (denk aan een stoma)
• Sociale, economische, culturele en religieuze achtergrond van de zorgvrager met betrekking tot voeding
• Voorgeschiedenis
Al deze gegevens hebben invloed op de inname van voeding en vocht.
Zorgvrager observeren
Als je gegevens verzamelt om de zorgbehoefte in te schatten, hoort daar ook bij dat je de zorgvrager observeert. Let op de volgende drie aandachtspunten.
• Je observeert wat de zorgvrager eet en drinkt, je noteert wat, hoeveel, wanneer en eventueel waar hij eet en drinkt. Houdt zonodig vocht en voedingslijsten bij.
• Je observeert het gedrag tijdens het eten. Hierbij ga je na hoe de zorgvrager met voeding en vocht omgaat, welke factoren zijn eetlust beïnvloeden en in hoeverre hij zelf voor zijn voeding en vocht kan zorgen.
• Je observeert voedingsproblemen, zoals misselijkheid en braken, diarree en andere problemen die te maken kunnen hebben met vocht en voedingsgebruik.


Algemene richtlijnen voor hulp bieden bij eten en drinken
Biedt voor het eten een urinaal of po aan of bied de gelegenheid voor de toiletgang.
Zorg voor goede hygiëne; was je handen en laat de zorgvrager zijn handen wassen, bescherm het bed en de kleding tegen het morsen en dien het eten hygiënisch op.
Help de zorgvrager in een comfortabele houding. Liefst rechtop zittend, maar dat is niet altijd mogelijk. Ondersteun hem dan zo goed mogelijk met kussens of andere hulpmiddelen.
Vermijd onaangename geuren; zorg voor een goede geventileerde en frisse ruimte.
Maak de tafel op het bedtafeltje schoon, zorg voor een prettige sfeer door het gebruik van kleedjes, servetten, kaarsen, bloemetje enz.
Zet de maaltijd zo klaar dat de zorgvrager een goed overzicht heeft of leg hem uit wat er gegeten wordt en waar het eten op het bord ligt.
Controleer de voeding op de afgesproken wensen, mogelijkheden en afspraken rondom de voedingsproducten en samenstelling van de voeding.
Geef de zorgvrager de gelegenheid om uiting te geven aan zijn religieuze gewoonten.
Evalueer de maaltijd met de zorgvrager en pas eventueel het verpleegplan of de voeding aan.
Biedt de zorgvrager de mogelijkheid de handen te wassen, zich op te knappen, of mondverzorging toe te passen na de maaltijd.
Breng de zorgvrager opnieuw in een comfortabele houding of naar een andere plaats waar hij wil verblijven




Casus van mevrouw 
Muller

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Als iemand evenwichtig eet, neemt hij ongeveer 2,5 liter vocht per dag in. Dit vocht wordt geleverd door vast voedsel (600-900 ml), en door vloeistoffen (±1500 ml). Om een goede vochtbalans te handhaven is het nodig dat de inname van vocht even groot is dan de afgifte van vocht. Kan een zorgvrager niet voldoende vocht innemen of scheidt hij teveel vocht uit, dan heeft hij een negatieve vochtbalans. De vochtbalans van het lichaam is het verschil tussen de vochtinname en de vochtuitscheiding. Bij teveel vocht in het lichaam spreek je van een positieve vochtbalans en bij te weinig vocht in het lichaam spreek je van een negatieve vochtbalans.
Wat kunnen redenen zijn van een positieve vochtbalans? Risico’s?
Wat kunnen redenen zijn van een negatieve vochtbalans? Risicos”?
Hoeveel vocht komt het lichaam binnen
Het grootste deel vocht neem je in met vloeibare voedingsmiddelen, zoals water, koffie, thee en melk. Dit moet ongeveer 1,5 liter per dag zijn. De tweede bron van vochtinname is de vaste voeding, zoals aardappelen, groente en fruit. Die levert 750 ml per dag. Daarnaast ontstaat er bij de verbranding van koolhydraten, vetten en eiwitten behalve koolzuurgas ook nog vocht. Het zogenoemde oxidatiewater (ongeveer 400 ml per dag). De hoeveelheid oxidatiewater is evenredig aan het energieverbruik.
Hoeveel vocht verlaat het lichaam
Vocht wordt uitgescheiden via het uitscheidingsstelsel. Dit kan op vier manieren
Het meeste vocht verlies je via de urine. Als iemand voldoende drinkt en geen overmatig vocht verliest, dan wordt er voldoende water aan de urine toegevoegd. De urine heeft dan een normale concentratie en is lichtgeel van kleur. Als iemand echter te weinig drinkt, of veel vocht verliest, dan is er minder water beschikbaar om de afvalstoffen op te lossen en uit te scheiden. De urine wordt dan geconcentreerder en is donkerder van kleur.
Ten tweede verdwijnt er water uit het lichaam met de ontlasting. Bij een gemiddeld’ Nederlands dieet verdwijnt er ± 100 ml water met de ontlasting. Bij vochtgebrek dikt de dikke darm de ontlasting verder in om vocht te besparen.
In de derde plaats verdwijnt er water uit het lichaam met de ademhaling. Dit is duidelijk te zien als het koud is. Het vocht in je ademlucht condenseert dan tot een wolkje. Per dag verlies je ongeveer een halve liter water via de ademhaling.
Op de vierde plaats gaat er ook vocht verloren via de huid, vooral bij zweten. Ook wanneer je niet zichtbaar zweet, verdampt er water via de opperhuid. Per dag is dit ook een halve liter.
Een zorgvrager met een stoma verliest ook extra vocht, evenals zorgvragers met grote wonden en bij wie drains zijn aangelegd.

Vochtbalans Positief of negatief?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hulpmiddelen ken jij voor ondersteunen bij eten en drinken?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen:
Ergotherapeut
Beperkingen
Mogelijkheden patient

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies