OOA 4.4 spelling 5.5

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
neMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nodig: boek blz  198 en lessonUp

Slide 2 - Tekstslide

Planning deze week:

vandaag:                  Herhalen grammatica en  spelling 5.5
Donderdag:            Spelling 5.5
 

Slide 3 - Tekstslide

Uhm... Hoe zat dat nou?
Zinnen ontleden volgens het STAPPENPLAN
stap 1: zoek de persoonsvorm
stap 2: zoek het werkwoordelijk gezegde
stap 3: zoek het onderwerp
stap 4: LIJDEND VOORWERP                    (nieuw)
stap 5: MEEWERKEND VOORWERP    (nieuw)
stap 6: BIJWOORDELIJKE BEPALING (nieuw)

Slide 4 - Tekstslide

Uhm... Hoe zat dat nou?

Achteraf worden de bloopers uit de film geknipt.

Heb je ook zo gelachen om de bloopers?

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm zoeken


Achteraf |worden| de bloopers uit de film geknipt.

|Heb| je ook zo gelachen om de bloopers?

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde zoeken

                           wg                                                          wg
Achteraf |worden| de bloopers uit de film |geknipt.|
   wg                            wg
|Heb| je ook zo |gelachen |om de bloopers?

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp zoeken

                           wg                     O                                    wg
Achteraf |worden| de bloopers | uit de film |geknipt.|
   wg    o                          wg
|Heb| je |ook zo |gelachen |om de bloopers?

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
stap 1: zoek de persoonsvorm
stap 2: zoek het werkwoordelijk gezegde
stap 3: zoek het onderwerp
stap 4: LIJDEND VOORWERP (nieuw)
stap 5: MEEWERKEND VOORWERP (nieuw)
stap 6: BIJWOORDELIJKE BEPALING (nieuw)

Slide 9 - Tekstslide

stap 4: LIJDEND VOORWERP (nieuw)
wie/WAT + wg + o =?

stap 5: MEEWERKEND VOORWERP (nieuw)
aan/voor wie/wat +wg + o +lv =?

Slide 10 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
stap 4: LIJDEND VOORWERP (nieuw)
wie/WAT + wg + o =?
     o       wg
Jelle |geeft| een kop thee aan zijn vriend.

Slide 11 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
stap 4: LIJDEND VOORWERP (nieuw)
wie/WAT + wg + o =?
     o       wg              LV
Jelle |geeft| een kop thee |aan zijn vriend.

Wat geeft Jelle? 

Slide 12 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
stap 5: MEEWERKEND VOORWERP (nieuw)
aan/voor wie/wat +wg + o +lv =?

    o        wg              LV
Jelle |geeft| een kop thee |aan zijn vriend.

Slide 13 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
stap 5: MEEWERKEND VOORWERP (nieuw)
aan/voor wie/wat +wg + o +lv =?

    o        wg              LV                              MV
Jelle |geeft| een kop thee |aan zijn vriend.

Aan wie geeft Jelle een kop thee?

Slide 14 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
stap 6: BIJWOORDELIJKE BEPALING (nieuw)
Prullenbak: plaats/tijd/hoe etc.

    o        wg                                     LV                         MV
Jelle |geeft|vandaag| een kop thee |aan zijn vriend| op de bank.


Slide 15 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
stap 6: BIJWOORDELIJKE BEPALING (nieuw)
Prullenbak: plaats/tijd/hoe etc.

    o        wg          BWB                  LV                         MV               BWB
Jelle |geeft|vandaag| een kop thee |aan zijn vriend| op de bank.


Slide 16 - Tekstslide

Kijk de filmpjes
Lijdend voorwerp
Bekijk het filmpje.
https://www.youtube.com/watch?v=muS6Cr3AFDE
Meewerkend voorwerp
Bekijk het filmpje.
https://www.youtube.com/watch?v=HgrgT58qkgw

Slide 17 - Tekstslide

5.5 spelling
Tegenwoordig deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Trappen van vergelijking

Slide 18 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
eten - etend
lachen - lachend
adviseren - adviserend

pakken? 
kijken?
rennen?

Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

voeding is gezond - gezonde voeding
een appel is lekker - lekkere appel

Slide 20 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

wol - wollen sjaal
goud - gouden ring
hout - houten balk

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt het tegenwoordig deelwoord gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. --> fietsend --> de fietsende leerling.

Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. --> gefietst --> de gefietste afstand.

Slide 22 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
--> Om dingen met elkaar te vergelijking.

Stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap

Slide 23 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
--> Om dingen met elkaar te vergelijking.

Stellende trap                  --> net zo leuk als
vergrotende trap            --> leuker dan ik
overtreffende trap        --> hij is de leukste

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Heb je nog vragen over grammatica? Stel eerst je vragen;

Aan de slag: Cum Laude spelling 5.5 
Let op: Dit maak je nu tijdens de les en donderdag tijdens de les (geen huiswerk dus).

Slide 25 - Tekstslide