Signaalwoorden reden en tegenstelling (Sara)

Signaalwoorden reden en tegenstelling
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden reden en tegenstelling

Slide 1 - Tekstslide

1)  Schriftje op tafel
2) Pen op tafel
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:
Laptop in de tas 

Slide 2 - Tekstslide

  • Ik kan aangeven wat signaalwoorden betekenen, zodat ik de    tekst beter begrijp en onthoud.
  • Ik kan signaalwoorden benoemen in een tekst. 
  • Ik kan uitleggen of het een redengevend tekstverband of een tegenstellend verband aan.
     Terugblik
               Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

  1. Uitleg signaalwoorden (tekstverbanden reden en tegenstelling) 
  2. Opdrachten maken 
  3. Journaal kijken
  4. Mening geven +argument over een stelling. 


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 4 - Tekstslide

nnen herkennen?
  1. Ze geven een verband aan tussen 2 zinnen.                                                                                                                
  2. Ze geven een signaal, een seintje, een teken. Het is een signaal dat er iets belangrijks volgt.                    
  3. Vaak plak je met een signaalwoord 2 zinnen aan elkaar.                                                                          Bijvoorbeeld:                                                                                                                                                                     Ik ga naar school. Ik heb geen zin.                                Ik ga naar school, maar ik heb geen zin.      Het woord ‘maar’ is een signaalwoord en geeft een tegenstelling aan.

         Wat zijn signaalwoorden? (herhaling)

Slide 5 - Tekstslide

  • Omdat je een tekst dan beter begrijpt.
  • Wanneer je een signaalwoord herkent in de tekst, ga je de tekst beter begrijpen.                                                                                                                                        Je ziet bijvoorbeeld het signaalwoord ‘omdat’ en je weet: er komt nu een uitleg. 

 Waarom is het belangrijk om signaalwoorden te kunnen herkennen?

Slide 6 - Tekstslide

Redengevend verband



Signaalwoorden:

Want,
omdat,
daarom


Tegenstellend verband



Signaalwoorden:

Maar, 
daarentegen, 
hoewel, 

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag! 
timer
5:00
Wat?
Hoe?
Wie?
Hulp?
Tijd?
Klaar?
Alle opdrachten maken op papier
Op het papier
Alleen. Zonder hulp van de buur.
We bespreken het straks klassikaal. 
Ik loop langs of je het hebt gemaakt. 
Wacht je even rustig en ga je alvast de woordjes in 2.5  herhalen voor de toets.

Slide 8 - Tekstslide

Video kijken

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Stelling bespreken
                  'Vervolgopleidingen moeten altijd in het Nederlands zijn'

Slide 11 - Tekstslide

Stelling


Ik ben voor/tegen, omdat/want.........................................................

Opdracht: schrijf jouw reden op in jouw schriftje 
  • (1 minuut  de tijd voor)
  • Dit doe je samen met je buur.
                 'Vervolgopleidingen moeten altijd in het Nederlands zijn
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstelling
Een tegenstelling is iets dat tegenover elkaar staat, dus bijvoorbeeld: 
dik-dun, licht-donker, zwart- wit, lang-kort, mooi-lelijk. 

Er zijn ook tegenstellingen in zinnen, tussen zinnen of bijvoorbeeld tussen alinea's. Meestal staan daar dan ook signaalwoorden voor tegenstellingen bij.
             Tegenstelling

Slide 13 - Tekstslide

  • Ik kan aangeven wat signaalwoorden betekenen, zodat ik de    tekst beter begrijp en onthoud.
  • Ik kan signaalwoorden benoemen in een tekst. 
  • Ik kan uitleggen of het een redengevend tekstverband of een tegenstellend verband aan.
     Terugblik
               Lesdoelen

Slide 14 - Tekstslide

Redengevend verband

Signaalwoorden:
want, omdat, daarom, immers. 

Ik ben voor, omdat/want --> zijn signaalwoorden van een redengevend verband in een zin

Slide 15 - Tekstslide



Laptop
Oplader
Schriftje
Pen/potlood
Oordopjes met kabel


Leer alle leerdoelen en kijk of je alles hebt begrepen van alle weken over leesvaardigheid.
>Zie de bijlage in Teams NE hiervoor. 

Volgende les meenemen:
         Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Tot de volgende les!
  • Schuif alsjeblieft jouw stoel aan.
  • Ga achter jouw stoel staan.
  • Alles weer netjes: grond? Tafel?

Dank je wel!

Slide 17 - Tekstslide